| |
| |
| |
Maurice Roelants: het leven dat wij droomden
door K. Heeroma.
Maurice Roelants heeft, meen ik, van de oprichting van De Vrije Bladen af in zekere relatie tot de vitalistise groep gestaan en sedert van 't jaar Forum De Vrije Bladen als tribune der jongeren is komen vervangen, neemt hij als redaktielid zelfs een enigzins leidende positie in. Een vreemd geval: een Du Perron en een Roelants in broederlike samenwerking! En we moeten aannemen dat de vriendschap hecht en sterk is: immers als Roelants gaat bundelen zoekt Du Perron de verzen uit! Maar zet ze eens naast elkaar: Du Perron, al dan niet glimlachend cynicus (als de glimlach hem verveelt, wordt hij grof, en andersom), op zijn manier misschien nog wel vitalist (‘leven is goed!’), maar volstrekt machteloos (en dies onwillig) om aan zijn levensgevoel een enigermate positieve vorm te geven; als dichter het sterkst, wanneer hij (in het Gebed bij de harde Dood) de tijdelike begrensdheid van het leven en het geestelik isolement des mensen kan bemediteren. En aan de andere kant: Roelants, die zichzelf misschien ook wel vitalist noemt, maar zijn mede vitalisten, zoal niet in levens beleving, dan toch in levensbezinning ver vooruit is; die in deze laatste roman een boek geeft van de meest positieve levensaanvaarding en, ik zou bijna zeggen: dùs, een religieus boek. ‘Van het leven dat wij droomden is 't leven de weerglans niet’. Op 't eerste gezicht lijkt dit een zuiver negatieve uitspraak, een beetje elegante weemoed om de beperktheid en de onmacht van ons leven. Maar wie de laatste bladzijden van het boek gelezen heeft, weet dat het hier betekent: niet zoals wij het droomden is het leven, maar als wij tot volledige bewustwording komen, is het veel groter en dieper dan onze dwaze en beperkte droom. Niet dat de problematiek van de menselike verhoudingen hier aan het eind als opgelost wordt voorgesteld: ‘Alle omzwervingen ten einde? Zijn zij het ooit voor een levend mensch’? Maar alle probleem van grens en vorm is hier gesteld onder
Gods licht en is dus in beginsel overwonnen. De bewustwording van de geest bracht een hervinden van Godsvertrouwen, een bewust opnieuw in relatie treden tot de Absolute.
Ja, het gebeurt niet alle dagen, dat men zulke bespiegelingen kan houden naar aanleiding van een roman en nog wel een Nederlandse. We zijn er bijna aan ontwend, dat een roman uit ons eigen klein literatuurtje een geestelike betekenis kan hebben. Dostojefski of Thomas Mann of Wassermann, daar kunnen we desgewenst een mooie ‘Kultuurpreek’ uit puren, onze eigen romanschrijvers plegen te werken voor een bladzijde in een literatuurgeschiedenis of een dissertatie van een vervelende nakomeling! Maar alle boutade terzijde, Maurice Roelants heeft hier werkelik een boek geschreven, dat op ‘internationaal peil’ staat, ons hoogste kompliment: of een boek op nationaal peil staat, of wij er zelf al mee tevreden zijn, zegt immers niets, want we zijn zo gauw tevreden. Toch is het gegeven van deze roman zeer alledaags: een man, een vrouw, nog een vrouw. Men verwacht apriori wat psychologise verwikkeling en wat troebele erotiek. Dat Roelants het geval heeft weten op te
| |
| |
heffen tot een proces van diepste zelfherkenning en religieuse bewustwording op een wijze, die ons volkomen overtuigt, is m.i. voornamelik te danken aan zijn buitengewoon zorgvuldige en fijnoverwogen compositie. De compositie is bij hem geen akademise bijkomstigheid in de artistieke vormgeving, maar stuwt het hele werk. Ik wil daarom juist deze compositie hier aan een nadere beschouwing onderwerpen.
Maria Danneels en Irène Masure zijn beiden student in de medicijnen aan de Gentse hogeschool. Maria is de dochter van een dorpsdokter, ergens bij de Zeeuws-Vlaamse grens. Het huwelik van de dokter is niet harmonies, maar hij vindt bevrediging in zijn werk en zijn leven onder de dorpsmensen. Maria's ideaal is te worden als vader: vaders werk te delen en vaders vreugden mee te beleven. Tegenover Maria en haar vader, die van hetzelfde bloed en dezelfde geest zijn, staat als tegenspeler Maria's moeder, dochter van een grootgrondbezitter van de streek, waar de dokter, toen hij zich in het dorp vestigde, was in komen wonen. De dokter had haar niet gezocht, maar zij hem. Zij had om hem gevochten en hem tenslotte gekregen. Nog altijd heeft zij hem lief met een hartstochtelike verbittering, nog altijd vecht zij voor haar liefde. De strijd van moeder Danneels om het hart van haar man zet zich voort als een strijd om het hart van de dochter. Maar bij beiden, vader en dochter, stuit haar gevoel af. Er is geen geestesgemeenschap, alleen een vriendelike verdraagzaamheid.
Irène Masure is de dochter van een Gents Caféhouder. Zijn studerende dochter is zijn trots. Maar ook dit staat weer tegen de achtergrond van een mislukt huwelik. Hij zegt van zichzelf: ‘Al die welvaart hier, gansch dit bloeiend café, dat welgedaan weduwnaarschap, - 't is allemaal triestige leugen als mijn opzet in duigen valt.... Ik heb gehad wat ik verdiend heb, want ik ook heb dwaas de vrouwen nageloopen. Maar moet dat alles nu nutteloos zijn? Mag een mensch voor zijn kinderen niets beters verwachten? Wij hadden alles kunnen herstellen. Wij hadden weer samen kunnen komen. Irène's moeder heeft liever volhard. Ik heb bij mijzelf gezworen, dat ik voor Irène zou leven.... Maar een Irène die haar hart zou laten spreken, als haar verstand goed in de plooien zit. Een Irène die niet stom en naief in het eerste paar mannenarmen al de rest van de wereld vergeten zou, gelijk haar moeder.’ Het leven van vader Masure is een gevecht tegen het temperament van zijn dochter. Hij ziet, dat zij naar haar moeder aardt. En hij wil het van de moeder, die hem bedrogen heeft, winnen. In de dochter.
Het valt onmiddellik op hoe parallel de beide groepen Danneels een Masure zijn opgezet. Beide bestaan uit vader, moeder en dochter, al blijft in de familie Masure de moeder achter de schermen. In de groep Danneels zijn de hoofdspelers Maria en haar vader en is de moeder de tegenspeler. In de groep Masure bezetten Irène en haar Moeder de leidende rollen en is vader Masure de tegenspeler. Nu is de leidende gedachte van het boek de ontwikkelingsgang van Maria Danneels. Haar toekomstideaal is aanvankelik een leven van werk en dienende liefde als van vader, waarin voor het sexuele geen plaats is. Zo meent zij de lijn van haar groep, de lijn van vader, het beste voort te zetten. Maar dit ideaal is gebaseerd op onvoldoende kennis van zichzelf en haar geslacht, want het boek eindigt ermee, dat Maria de volkomen sexuele gemeenschap vindt. Voor het totstandkomen van deze ontwikkelingsgang is het tegenspel nodig van de groep Masure, in het bizonder van de representatieve figuur van deze groep, Irène. De groep Masure is de onbewuste tegenpool van de in alles bewuste groep Danneels. Maria heeft een bewust toekomstideaal, Irène niet. Irène raakt verloofd; heeft ze er bepaald op gevlast? Nee, het komt zo maar vanzelf. Als een spel. Trouwens de hele studie heeft voor haar geen eigelik doel. Ze studeert, omdat ze nu eenmaal gemakkelik kan studeren en ze vindt het een aardig spel. Wil ze bepaald op haar moeder lijken, zoals Maria op haar vader? Welnee, ze kent haar moeder niet eens. Het is de onbewuste
| |
| |
bloedverwantschap, die haar dezelfde kant opdrijft, tot schrik van haar vader. Van een enigzins bewust leven ‘dat wij droomden’ is alleen maar sprake bij vader Masure en daar is het nog uitsluitend negatief: Irène moet niet zijn als wij, niet als die moeder van haar. Positieve inhoud heeft het ‘ideaal’ niet.
Het onbewuste tegenspel nu van de groep Masure en vooral van Irène geeft de prikkel tot de ontwikkeling van Maria en in haar van de groep Danneels. Maria en Irène zijn vriendinnen; de tegenstellingen zoeken elkaar, omdat ze elkaar aanvullen. Dan verlooft Irène zich. Maria weet eerst nog voor 't uiterlik nog de rol van onbaatzuchtige en beschermende vriendin te blijven spelen, maar onderwijl maakt zij een krisis in haar gevoelsleven door. Eerst alleen negatief: zij zal Irène's vriendschap op den duur moeten missen. Maar wanneer zij met Richard van Meenen, de verloofde, kennis heeft gemaakt, breidt dit gevoel van gemis zich uit. Zij wordt gaandeweg, zonder dat zij het zichzelf nog bewust is, de mededingster van haar vriendin. Het verdere van het verhaal tekent, hoe de onbewuste tegenspeelster, Irène, Richard moet overgeven aan de bewuste hoofdspeelster, Maria. Dat dezelfde persoon door zijn verloving met de ‘andere’ eerst de sexuele zelfontdekking bij de hoofdpersoon teweegbrengt en vervolgens voor die hoofdpersoon ook weer de volkomen vervulling van de gewekte onrust wordt, is natuurlik een zaak van compositorise economie. Het spreekt vanzelf, dat deze Richard, achtereenvolgens verloofde van de representatieve speelsters van beide groepen, geen al te dankbare rol heeft. De beide damesrollen hebben ieder een vaste lijn en min of meer karakterontwikkeling, maar bij Richard is van karakterontwikkeling eigelik geen sprake. Aan het eind van het boek is hij precies zo als aan het begin, en dat hij eerst Irène en daarna Maria neemt, komt eenvoudig, doordat hij zich de eerste keer vergist heeft. Om dit aannemelik te maken moet de schrijver hem voorstellen als iemand, die zich al vaker vergist heeft, iemand, die het rechte meisje maar niet vinden kan en al twee verlovingen verbroken heeft. Een schijnbare Don Juan dus, die echter inderdaad helemaal geen Don Juan is, want hij moet sympathiek blijven. Hij moet immers
voor schrijvers hoofdfiguur, Maria, de held harer dromen worden. Dus beide keren moest het verbreken van de verloving aan het meisje liggen: het eerste had een kruideniersziel, het tweede was uiterst sensueel. Men ziet, dat de hele Richard-figuur in hoofdtrekken al door de compositie was voorgeschreven. Veel was er niet van te maken en de schrijver verdient een kompliment, dat hij hem nog zo aannemelik heeft laten uitvallen.
Het innerlike conflict van Maria bereikt zijn toppunt, nadat zij met Irène en Richard een autotocht langs de Leie heeft gedaan, waarbij zijzelf in alles de krachtige figuur is geweest, die Irène volkomen in de schaduw stelde. Aan het einde van de dag deze zelfconfrontatie: ‘Gansch den middag heeft zij Irène als een rivale te na gestaan. Waarom als het geen liefde is, die haar in verzoeking brengt? Gekheid, gekheid. Maria zal zich niet overgeven aan de verboden zoetheid Richard lief te hebben. Alleen het bittere mag haar deel zijn. Rivale? Irène mag gerust zijn. Maria wil haar aandoening onderdrukken. Zij duldt in haar hart het ongeoorloofde niet en zal het, streng voor zich zelf, met alle kracht verminken. Maria Danneels is gewoon tot het uiterste te gaan’. Als zij thuis zijn gekomen en bij Maria op de kamer tee drinken, geeft Maria voor nog even weg te moeten. Zij hoopt, dat tijdens haar afwezigheid Richard en Irène zich aan elkaar zullen overgeven. Zij wil de vernietigende zekerheid hebben, dat haar liefde hopeloos is. Maar het gebeurt dan natuurlik niet. De spanning blijft. Zoveel te heftiger is dan ook de reactie, als Maria enige tijd later van vader Masure hoort, dat de gelieven elders hebben gezocht, wat zij bij haar konden krijgen. ‘Ik laat mij inlichten’, zegt vader Masure, ‘welnu, welnu, welnu. Ik ken het hotel waar zij op een kamer hebben gezeten,’ Maria is gebroken. Zij kan niet langer in Gent blijven. Zij keert terug naar het dorp van haar
| |
| |
vader. De onmiddellike aanleiding tot haar vertrek is de ontvangst van een brief. Voordat Maria van vader Masure zekerheid had gekregen en toen zij dus nog in de gespannen toestand leefde, had zij uit alle macht geprobeerd haar liefde voor Richard te verdringen en daarmee het conflict en de schuld, die zij voelde tegenover Irène. Begrijpelikerwijs liet het conflict zich niet verdringen, maar kwam geobjectiveerd terug. Haar geest ging zich bezig houden met een smokkelaar in haar geboortedorp, een zekere De Laender. Die had jaren geleden bij een smokkelpartij een douanier dodelik getroffen. Bij het gerechtelik onderzoek was het niet uitgekomen. Alleen de dokter wist het preciese van het geval, maar had het nooit verraden. In de schuld van die De Laender keerde haar eigen schuldgevoel in haar geest terug: Dat was nu eenmaal gebeurd, de douanier was dood. Maar smokkelde De Laender nu nog? En als hij het nog deed, moest vader Danneels het dan nu niet definitief verbieden? (Zoals Maria zich had voorgenomen Richard niet meer te zien.) Daarover had zij vader een brief geschreven. Als het antwoord komt, is zij intussen al in een volgende periode van haar conflict aangeland. De spanning is nu voorbij en daarmee haar schuldgevoel tegenover Irène. Zij heeft immers van vader Masure zekerheid gekregen? De brief van haar vader glijdt dan ook langs haar af, maar heeft toch dit goede gevolg, dat de zenuwspanning tot een uitbarsting komt, wat opluchting brengt. Zij heeft behoefte om met haar vader over haar moeilikheden te spreken. Zij heeft immers, meent zij, haar vaders lijn, haar achtergrond, verloochend en moet nu met die achtergrond weer in het reine komen. Zo keert zij terug naar het land. Maar bij haar ouders thuis heerst weer de oude wrijving. Vader en moeder zijn beiden evenzeer met Maria begaan, maar lopen elkaar weer als gewoonlik in de weg bij hun pogingen om haar te helpen. Met het gevolg, dat zij ditmaal beiden gelijkelik worden afgesnauwd.
Maria trekt zich terug op haar kamer. Maar als zij goede nacht komt wensen, doet moeder een laatste poging om tot het hart van haar dochter door te dringen. Hier komt de tegenspeler binnen de groep Danneels in volle kracht naar voren en domineert een ogenblik om tenslotte Maria weer aan haar eigen achtergrondfiguur, vader, terug te geven. Moeder Danneels is het hele boek door tegenspeler van man en dochter. Zij is de oorzaak, dat het leven van vader niet het leven is, dat hij droomde. Haar eigen gemeenschap met vader is mislukt en al haar streven is er nu opgericht om contact te krijgen met de voortzetting van vader, Maria. Zij ziet met teleurstelling, dat Maria naar haar vader aardt, dat ze altijd met hem optrekt, mee op zijn ziekenbezoek, mee op de jacht. ‘Maria mag geen jongen worden’, zegt ze en juist deze opvoeding van Maria en haar ontwikkeling is natuurlik het beeld van de geestelike incongruentie in dit huwelik. Op dit ogenblik echter nu Maria uit haar verzekerd evenwicht is geslagen door haar liefde voor Richard, schijnt zij even toegankelik te worden voor moeder. Nu zij terug is gekeerd naar het land om zich te confronteren met haar achtergrond, haar verleden en haar geslacht. Moeder vertelt haar eigen liefdesgeschiedenis met vader en hoe zij voor haar liefde heeft moeten vechten. Ook Maria moet niet bij de pakken neerzitten maar vechten voor haar absolute liefde, zoals moeder het haar hele leven heeft gedaan, zonder resultaat weliswaar. Is er een vrouw tussen Maria en de jongen, waar zij haar zinnen op heeft gezet? Ook daar is best over heen te komen, als je maar doortastend bent. En om aan deze bewering kracht bij te zetten waagt moeder een zet, waarmee zij haar dochter na een ogenblik contact weer van zich af stoot. Moeder vertelt hoe tijdens hun huwelik vader eens connecties heeft gehad met Victorine, de dochter van de smokkelaar De Laender. Maar toen had moeder tegen De Laender gezegd: ‘Geen flauwe ziekten meer in uw huis, of ik
zend u iemand anders dan de dokter’. En toen was het uit geweest. Maria is wanhopig, als zij dit hoort. Moeder kan niets meer doen. Maar toch is nu het begin voor een nieuwe gemeenschap tussen vader en dochter gegeven nu de oude verbroken is: Maria voelt medelijden
| |
| |
met vaders vergrijp. Op een wandeling komt het ten slotte tot klaarheid over de zaak. De Laender en het probleem: was vader wel onbaatzuchtig toen hij De Laender spaarde? Hier komt Maria weer bij haar oorspronkelike medespeler, vader, terug, juist doordat moeder verteld heeft van veders sexuele afdwaling met Victorine de Laender, ontdekt Maria vader dieper en daarmee zichzelf; dieper dan ooit weet zij zich bloed van zijn bloed en geest van zijn geest. De schrijver heeft dit De Laender-motief verbazend knap geconstrueerd. Eerst is het de objectivering van Maria's eigen verlangen naar Richard, wanneer zij dat nog als een verboden verlangen ziet. Dan komt plotseling een andere kant van de zaak naar voren en verdiept het geval zich in de geschiedenis met Victorine tot symbool van vaders verboden sexueel verlangen, van het verboden verlangen van Maria's geslacht, van haar lijn. Maar juist als vader en dochter van de wandeling, waarop deze verklaring plaats heeft gehad, thuis komen, is er een brief uit Gent. Van Irène: Richard heeft de verloving verbroken. Irène is wanhopig. Maria moet bij haar komen. Hier zien wij dus op het ogenblik dat het De Laender-motief volledig is uitgegroeid tot symbool van verboden verlangen, het Richard-motief, dat aanvankelik met het De Laendermotief was verbonden zich er helemaal van losmaken. Want na het verbreken van de verloving is het verlangen naar Richard geen verboden verlangen meer. Nu kan Richard symbool worden van de hoogste gemeenschap. Nu is Maria tot klaarheid gekomen met haar achtergrond. Zij kan terugkeren naar Gent, zich losmaken van haar vader, om haar eigen lijn te voltooien.
Als bij vader Masure het ‘verontlovingsmaal’ gevierd wordt (het woord is van Irène), hoort Maria de bizonderheden. Een nieuwe fase in haar vriendschap met Irène: Maria staat in dit conflict eigelik aan de kant van Richard en niet aan die van vader Masure en Irène. Het dineetje heeft een gedwongen verloop, maar één ding blijft Maria bij en laat haar geen rust: Irène heeft onder anderen verteld, dat Richard Maria op de avond na de Leie-tocht, toen zij hen alleen had gelaten op haar kamer, een koppelaarster had genoemd. Hierover is Maria hels, omdat het eigelik waar is! Daarover zal Richard verantwoording afleggen! Zo geeft Irène, de onbewuste van de groep Masure, nog de laatste stoot tot de definitieve vereniging van Richard en Maria. Want als het tot een verklaring komt, blijkt, dat ook Richard van de eerste kennismaking af contact met Maria heeft gevoeld. Irène heeft zelf door haar luchtigheid de krisis in hun verstandhouding teweeg gebracht.
Maria voltooit met de verbintenis die nu volgt niet alleen haar eigen lijn, maar ook die van haar achtergrond, waarmee zij immers de gemeenschap heeft herwonnen. Tegenover vaders ongelukkig huwelik en sexuele afdwaling met Victorine de Laender wordt ons de gemeenschap van Maria en Richard voorgesteld als een opperste heilige verbintenis. Op de laatste bladzij geeft de schrijver zeer welbewust een religieuse zelfbezinning van Maria: ‘In al haar geluk is Maria bedroefd en huiverig. Bedroefd omdat binden en ontbinden zoo ondeelbaar samengaan. Huiverig omdat zij haar eigen leven niet volledig in handen heeft. Dat de lentenacht daarbij zoo mild en vol goddelijke geheimen moet zijn. Zij verstaat den Heer. Ja, zij wil hem vernederd onderdanig zijn.... Waarom soms met iedereen en alles, met God en menschen zoo heerlijk solidair zijn, en op andere oogenblikken wankelen in een radelooze eenzaamheid en blasphemie?’ Maar, zoals ik zei, Maria voltooit op dit ogenblik niet alleen haar eigen lijn, maar ook die van haar vader, want op het geciteerde stuk volgt onmiddellik: ‘Wanneer zij zich te ver op dat ondoorgrondelijke voelt afdrijven, hoort zij in gedachte, dat vader haar zonder eenige vervreemding zooals vroeger toespreekt: ‘Als gij 't leven maar vertrouwt en aanvaardt, biedt het nooit vermoede uitkomsten’. Maria teruggekeerd naar Gent en vader achtergebleven op het geboortedorp zijn tenslotte toch één.
Ik heb tot dusver in hoofdzaak de ontwikkeling van de groep Danneels gevolgd,
| |
| |
we moeten nu ook nog even stilstaan bij de ontwikkeling van de tegenhanger, de groep Masure. Deze groep dient enkel als tegenspel, om door tegenstelling een achtergrond aan de andere groep te geven en is dan ook lang niet zo zorgvuldig uitgewerkt. Dat hoefde niet, dat mocht zelfs niet voor het evenwicht van het boek. Anders zou de hoofdgroep in het gedrang komen. De schrijver zorgt voor de nodige variatie door naast de gelijksoortige representatieve figuren, Maria en Irène, beiden student, verschillende achtergronden te tekenen.
Tegenover vader Danneels staat Irène's moeder, tegenover moeder Danneels vader Masure. De dames- en herenrollen zijn hier dus verwisseld. Maar er is veel diepgaander verschil. De hele groep Masure is gemoedeliker en ook platter dan de groep Danneels. Tegenover het ruige leven in de grenspolders met de dodelike bloedige ernst van zijn smokkelaarsgeschiedenissen, staat de Gentse estaminee van vader Masure, waar de brave burgers aan de bierbank hun dageliks praatje komen maken. En vader Masure zelf is, nu ja, wel aandoenlik, maar toch een tikje burgerlik met zijn trots op zijn studerende dochter en zijn wens, dat zij meer zal worden dan hij zelf en vooral, meer dan die moeder van haar. Zijn hele haat tegen de vrouw, die hem heeft teleurgesteld en de manier, waarop hij Irène van haar wil aftroeven, de zelfvoldoening van die overwinning, waarvoor hij dan wel twintig jaar krom wil liggen, dat alles getuigt toch wel van een zeer kleinburgerlike gedachten- en gevoelswereld. Stel daar nu eens naast de afmetingen en het gehalte van moeder Danneels met haar strijd om haar dochter en haar man. De ene die de absolute liefde wil en de ander die van zijn dochter een deftig en degelik lid van de maatschappij wil maken! De groep Masure is dus wel zeer de mindere in diepte en perspectief. Als wij ons hier afvragen: wie wint het nu eigelik, vader of moeder, van wie spreekt het bloed het sterkst in de dochter, dan is het antwoord: ongetwijfeld, wint de moeder het. Het was niet vaders ernst, maar het was moeders luchtigheid, die aan Irène's verloving met Richard een eind maakte. Maar doordat Irène het bloed van haar moeder volgt, vervult zij, ironie van het lot, tegelijk de wens van haar vader. Vader Masure zag niets liever dan dat de verloving met Richard verbroken werd, want nu ging zijn dochter weer hard studeren. Hij verbeeldt zich, dat zijn levensprincipe het tenslotte gewonnen heeft in zijn dochter. Maar deze gemeenschap tussen vader en dochter is
als alles van de groep Masure klein en oppervlakkig en niet helemaal ernstig. Men kan met recht betwijfelen of Irène's aan het eind van het boek het pad van haars vaders deugd wel iets nader is gekomen. Ook deze terugkeer tot de ernst van de studie is maar een grapje. Toch is een zekere karakter ontwikkeling misschien wel aanwezig: er is aan het eind een zekere diepte in Irène's dwaasheid gekomen. ‘Gij zult van al uw verloofden iets betreuren’, heeft zij bij het afscheid tegen Richard gezegd. Zou daar niet wat van waar zijn? Dat is een uitspraak, waar Richard en Maria ondanks hun geluk toch helemaal niet mee afgerekend hebben. Dit blijft als een ironise ondertoon doorklinken en doet ons twijfelen aan het absolute van de gemeenschap van Richard en Maria. En terecht, want welke aardse gemeenschap is absoluut? Irène blijft tot het slot op peil en door haar deel in de waarheid, het deel van de speelse geest, een waardige tegenspeler van Maria. De groep Masure moge dan voor de groep Danneels onderdoen, hij geeft door zijn tegenstelling toch ook een aanvulling. Afgezien van zijn compositorise noodzakelikheid.
Overzien wij nu nog eens het geraamte van de compositie, hoe de schrijver uit de twee grote lijnen Danneels en Masure met hun parallel lopende ondermotieven zijn verhaal heeft opgebouwd. In het eerste hoofdstuk begint hij met Maria en Irène tegenover elkaar te zetten, de eigelike hoofdpersoon en haar tegenhanger. Dadelik daarop komt Richard ten tonele. Hiermee is het begin gegeven van het conflict tussen beide vriendinnen er van Maria's geestelike ontwikkeling. In het tweede
| |
| |
hoofdstuk wordt Maria's beeld ons verdiept door de schildering van haar achtergrond: het leven in de polder, het werk van haar vader, wiens voortzetting zij wil zijn, en hun beider tegenspeler, Maria's moeder. Het derde en vierde hoofdstuk brengen de voortgang van het conflict: de eerste kennismaking van Maria met Richard, de eerste ontvangst van Irène en Richard op haar kamer. De hoofdstukken 5, 6 en 7 beschrijven dan de autotocht naar de Leie en Maria's poging om Richard en Irène op haar kamer tot een verbintenis te drijven. Dit is het eerste hoogtepunt in de ontwikkelingsgang. Maria is nu geheel aanzichzelf ontdekt maar is zich ook haar neiging voor Richard als zonde bewust geworden. Dit zondegevoel belet voortgang van de ontwikkeling. Een rustperiode treedt in. Hoofdstuk 8 verplaatst Maria's conflict in de geest naar de achtergrond van haar geboortedorp: de objectivering in het eerste gedeelte van het De Laender-motief. Hierdoor wordt a.h.w. de hele groep Danneels zij het nog indirekt, bij het conflict van zijn representatieve hoofdfiguur betrokken en krijgt deze hoofdfiguur zelf diepere perspectieven. Maar tegelijk brengt dit hoofdstuk ons ook in kennis met de achtergrond van Irène, vader Masure en zijn verwoeste idealen met betrekking tot zijn dochter. Hier zien we de tegenspeler in de groep Masure (de vader) zich verenigen met de hoofdspeler van de groep Danneels: Maria komt bij vader Masure praten en beiden zijn in de grond van hun hart tegen de verloving van Irène, Maria alleen op dat ogenblik nog niet uitgesproken. Zij heeft haar liefde voor Richard immers als zondig afgezworen. Dit was eigelik een inzinking van de lijn Danneels, want per slot van rekening moet het immers op een vereniging van Maria en Richard uitlopen. Maar zoals eerst Irène door zich te verloven onbewust Maria uit haar sexuele lethargie heeft gewekt en zo de eerste stoot tot haar zelfbewustwording heeft gegeven, so zien we nu de
tegenspeler van de groep Masure, weer onbewust, de lijn Danneels tijdelik overnemen en accentueren: Richard moet los van Iréène, Richard is bestemd voor Maria. Het eind van zijn gesprek met Maria is de mededeling van vader Masure, dat hij de hotelkamer weet waar Irène en Richard hebben samen gezeten. Dit is de klap op de vuurpijl. Maria vergeet, dat zij haar liefde heeft afgezworen. Haar inzinking is voorbij. Het tweede hoogtepunt in de ontwikkelingsgang. Maar dit tweede hoogtepunt speelt zich af in het wijdere kader, dat door de eerste inzinkingsperiode is aangegeven: niet in de geest van Maria alleen, maar tegen de achtergrond van haar geslacht en haar geboortedorp. En nu doet die achtergrond zich in volle kracht gelden. Maria verlaat Gent en keert terug naar haar vader. Het conflict wordt opnieuw belichaamd in het geval De Laender. In de rustperiode, die aan dit tweede hoogtepunt voorafgaat is dit motief ook voorbereid. Nu wordt het eerst door de tegenspeler van de groep, moeder, naar voren geschoven en vervolgens door de leidende achtergrondspeler, vader, opgelost. Het resultaat is, dat het bloed van haar geslacht dieper aan Maria wordt geopenbaard en dat haar liefde voor Richard a.h.w. is ontzondigd. Dit tweede hoogtepunt is dus een hele stap in de richting van Maria's vereniging met Richard. De confrontatie met de achtergrond heeft dat bewerkt. Na dit hoogtepunt treedt de tweede rustperiode in: Maria wil nog niet doortasten. Dit wacht op een ontwikkeling in de groep Masure, de verbreking van Irène's verloving. Als die loskomt, moet Maria weer terugkeren naar Gent. Het spel van de ene achtergrond is nu afgelopen. Maar nu is nog confrontatie met de andere achtergrond nodig, met vader Masure, want zijn lijn en Maria's lijn staan sedert de eerste rustperiode in een zeker verband tot elkaar. Deze tweede rustperiode maakt hieraan een einde. Bij het ‘verontlovingsmaal’ ten huize van de caféhouder maakt Mariazich
definitief los van de groep Masure, waarbij Irène weer de laatste stoot geeft tot de vereniging van Richard en Maria: het derde hoogtepunt, de ontmoeting op Maria's kamer, waarbij Richard zich moet verantwoorden over het woord ‘koppelaarster’. Het eerste hoogtepunt speelde zich af in Maria's eigen geest en was zondig tegenover
| |
| |
de (niet diep genoeg gekende) achtergrond van haar geslacht en tegenover God. Het tweede hoogtepunt bracht de eerste grensoverschrijding: de confrontatie met haar achtergrond. Dit derde hoogtepunt is schijnbaar weer een terugtrekken binnen eigen individualiteit, maar is inderdaad de confrontatie met een nog wijdere achtergrond, met de Achtergrond aller dingen. Dit derde hoogtepunt is de religieuse oplossing van het probleem en de religieuse zelfbewustwording van de hoofdpersoon.
In zekere zin is ‘Het Leven dat wij droomden’ een superieur staal van de ons allen welbekende soort ‘Kristelike roman’, want ook hier ‘krijgen ze elkaar en worden ze bekeerd’.
De motieven zijn hier zelfs uitermate vereenvoudigd: het gaat werkelik om niets anders dan dat ze elkaar krijgen. En de ‘bekering’ valt samen met de geslachtelike vereniging. Het verhaal is zo elementair opgezet, dat het ons bijna een ongehoorde stoutmoedigheid schijnt. Wij zijn het niet meer gewoon, dat de kunstenaar priester is, die in zijn vormen het banale leven opheft en wijdt tot sacrament Gods.
|
|