Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 442] [p. 442] [Gedichten van Muus Jacobse] De bron door Muus Jacobse. Wanneer de vrouwen 's avonds aan de bron Buigen 't moe hoofd, zien zij de spiegeling Opwellend uit een koele wiegeling Van donker water en van rode zon. Hier is het, dat de Meester haar ontmoet, En spreekt. Dan zien zij alles wat zij deden Gedragen door het eeuwige verleden En reingewassen in het eeuwig bloed. Want vader Jakob groef hier in de aarde En drenkte er zijn kudden en zijn zonen, Door het heet dorsten van de dag benard. En vader Jacob groef hier in de aarde Tot hij het ruisen van haar diepten horen En rusten kon tegen haar donker hart. [pagina 443] [p. 443] Afscheid van Nausikaa door Muus Jacobse. En ogen worden tot een grijs verschiet, Zwijgend achter de witte havenpoort. De roeiers zingen een eentonig lied, Een droppel schuim waait op zijn hand, een woord. Zo valt op bomen in een lentenacht, Verzonken onder luchten laag en greeuw, In een verschrikte huiver onverwacht De witheid van de laatste Maartse sneeuw. Vorige Volgende