Kroniek.
Een unicum.
A. Defresne heeft een boek geschreven, dat hij een roman noemt, maar waarop men met een gerust geweten de betiteling ‘detective-story’ kan toepassen. Wij ontvingen dit boek niet ter bespreking en er is geen aanleiding het desondanks te recenseeren. Maar wij willen het toch een oogenblik houden voor een speurdersgeschiedenis en er een opmerking over maken. Deze, dat het boek, zóó opgevat o.i. uitnemend geslaagd is. Omdat het verhaal, een echt en zuiver vernufts spel, speelt zònder dat een romantiekerige liefdeshistorie de zaak komt bederven. Defresne's ‘Moord’ is allerminst een sensatie verhaal, ten eerste, omdat al wat voor ‘liefde’ gehouden wordt in de honderden uit het Engelsch vertaalde boeken zorgvuldig is vermeden, ten tweede, omdat elke onwaarschijnlijkheid streng geweerd werd uit de vertelling en ten derde, omdat de sensatie en de prikkeling van lagere gevoelens er geen schijn van kans in hebben. Het genre speurdersverhalen kan, heeft Defresne bewezen, gezonde lectuur leveren en wie Chesterton's ‘Father Brown’, ‘De club der zonderlinge zakenlui’ en ‘De man, die te veel wist’ las, zal dat erkennen. Het is jammer, dat Horler, Wallace, Rohmer, Oppenheim, Fletcher en talrijke andere auteurs de detective-story zulk een kwade reputatie bezorgd hebben (al zou er met kans op succes een verdediging van vele dezer boeken gehouden kunnen worden!), want al deze jagers naar sensatie en griezeligheid zijn in 't vernuft toch maar kinderen, vergeleken bij dit ééne boek van dezen Nederlander, die, laat en onverwacht nog schreef de eerste werkelijk goede speurdersroman.
M.