Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 334] [p. 334] Crisistijd door H.M. v. Randwijk. I. Een zware rekensom, een deeling met een staart het leven was iets meer; - en doet het nu aan alle kanten zeer, geen mensch, die wordt gespaard. En dichters torsend 's werelds grootste leed. De meisjes weten zich nog nooit zoover van trouwen. Een werkelooze scheldt op raadsleden en vrouwen De dominee beweert dat men de schuld vergeet. - De wereld draait haar gang! Verspeelt haar laatste krachten aan geld en politiek - Drie kruisen staan te wachten al duizend jaren lang. [pagina 335] [p. 335] II. Het werk was niet te zwaar, maar twaalf harde guldens voor zooveel kroost en ziekte is voor geen mensch genoeg. Hij was zoo dom dat hij om opslag vroeg. - Wat later kon de baas z'n kuchen niet meer dulden. Nu speelt hij kaart in een obscure kroeg. Die man! - Z'n vrouw verwacht een kleine en hij scheldt liederlijk op wat hij noemt een fijne, die soms wat slappe soep en 't Evangelie brengt. - Dit is wat toch de Christen 't meeste krenkt: 't verstokte hart, en buurvrouws groote nood en 't dalend dividend, plus zoo'n dramatisch end! III. Wij zijn zóó aangedaan, de koffie wil niet smaken als 's werelds leed en ondergang zoo tastbaar vóór ons staan, En zelfs Colijn kan het niet beter maken, en allen die zooveel en graag naar 't mooi Genève gaan. Wat bittre medicijn! - De woorden doen het best, Maar ach, straks brengen we niets meer in 't midden. Alleen ons arm gebed, - de troost dat God in 't lest Zich wellicht laat verbidden. Vorige Volgende