| |
| |
| |
Boekbespreking.
Het Leven geeft en neemt door K. Elster. Uitgegeven door J.M. Meulenhoff Dr. A. te Amsterdam MCMXXX.
Een van de beste Noorse boeken die in de laatste jaren vertaald zijn. Een boek zonder problemen of gewichtigheid, spelend in een beperkte kring en eenvoudig milieu. Er is geen jacht naar moderniteit in dit boek; de verrassing van dit verhaal, een familieroman, is dat het meest doodgewone toch weer belangrijk wordt, veel belangrijker is dan het ongewone, als de geest maar diep genoeg naar binnen mag schouwen. Het warme meevoelen, de fijne humor, en het gezonde van dit boek maken het tot een weldadige afwisseling tussen de vele cyniese, of extravagante arbeid van anderen.
De vanzelfsprekendheid waarmee Terese van Johannes, een vrijgezel van 40 jaar een doodgewone verliefde jongen maakt, zijn eigen verwondering over de gemakkelikheid, waarmee zij al zijn vaste gewoonten, zijn oudevrijershebbelikheden weet weg te blazen en een gewoon mens van hem te maken, dat is zo kostelik en zijn schoonouders met hun huis vol kinderen vormen zo'n heerlik kontrast met de punktuele afdelingschef, dat je er zelf wel jolig bij worden moet, of je wil of niet. Tegelijk heeft de schrijver zo goed het leed gepeild van het kleine ambtenaarsgezin van griffier Hage en de moeder in al haar onhandigheden en ondanks het geringe onderling begrijpen zo veel liefde gegeven, dat het niet enkel maar een genoeglik boek is, maar ook een van zuiver meevoelen en diep verstaan.
v. H.
| |
H. L. Spiegels' Hertspiegel I. Uitgegeven en taalkundig toegelicht door C. de Jong. H.J. Paris. Amsterdam. MCMXXX.
De figuren der Vroeg-Renaissance hebben de bekoring van het nieuwe, het interessante van het experiment, zoals elke periode belangwekkend is in haar wording door haar behoedzaam tasten, soms overmoedig grijpen naar de nieuwe vorm.
Spiegel is een van de merkwaardigste 16e eeuwers met een zeer ruime belangstelling en werkzaamheid. Bovenal is hij de humanist, zoals hij zich toont in zijn Hertspiegel, waarvan Dr. de Jong in een eerste deel drie boeken heeft uitgegeven en toegelicht, terwijl hij als inleiding de verhouding der drukken onderling en tot het handschrift beschrijft en zijn wijze van uitgeven bespreekt, waarop hij laat volgen een klankleer van de taal van de Hertspiegel en ons belooft ook de andere boeken van de Hertspiegel uit te geven en toe te lichten, gevolgd door een studie over syntaxis en woordvorming.
Dit werk van Dr. de Jong kan niet genoeg worden gewaardeerd, omdat het zo nodig was en zo nauwgezet geschied is. Het 2e deel hopen we dan ook spoedig te mogen aankondigen.
De Hertspiegel behoort tot de veelgeprezene, weinig of niet gelezen werken onzer oude literatuur. Geprezen omdat ieder die werkelik tot bestudering komt, ook in bewondering geraakt, weinig gelezen omdat het lezen afschrikkend moeilik is.
Dat laatste komt dan door die eigenaardigheden in syntaxis en woordvorming die Dr. de Jong in Deel II hoopt te bespreken.
v. H.
| |
| |
| |
De parabelen van Cyrillus door Dr. C.M. Lely. H.J. Paris. Amsterdam. MCMXXX.
De bestudering van het stichtelik proza der Middeleeuwen werd vroeger aan de theologen overgelaten. De belangstelling er voor ging uit van de theologen Moll en zijn leerling Acquoy. Toen kwam ook de belangstelling der filologen en literatoren. De meeste aandacht trok eerst tot zich het proza uit de kringen der moderne devotie. Weldra ook de visioenen, legenden en exempelen. Van later tijd is de belangstelling voor de catechetiese en moraliserende literatuur. Tot de catecheties-moraliserende groep behoort het hier te bespreken werk.
De meeste van deze werken zijn oorspronkelijk in het Latijn geschreven en later in de volkstaal overgebracht. Vele van deze werken hebben een grote internationale vermaardheid gehad.
Wie Cyrillus geweest is, weten we, ondanks vele gissingen, niet. Zijn parabelen zijn een soort fabels, waar de moralisatie sterk het verhaal overwoekerd heeft. Waardering kan men er slechts voor hebben, indien men ze ziet als stichtelike lektuur. De vernuftige disputaties, waar de dieren elkaar met bijbelteksten en citaten uit Aristoteles bestoken, doen het karakter van fabel te loor gaan, maar geven ons een knappe, zij het vaak wat omslachtige, redeneerkunst er voor terug.
Het onderzoek van Dr. Lely is, voorzover we konden nagaan, grondig, de uitgave van de tekst nauwkeurig.
v. H.
| |
Daden! door Mary Pos. Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam 1931.
Het boekje dat Mary Pos schreef, herinnert in menig opzicht aan Mapie, het jonge meisje dat in haar verhaal de eerste plaats inneemt. Mapie is eerlik, ze is heerlik onbezonnen. Telkens zegt ze iets wat ze niet zeggen moest, doet ze iets wat ze niet doen moest, maar niemand is er die haar dat kwalik neemt; ze is zo echt, zo natuurlik in al haar woorden en daden.
Zoals Mapie is, zo is ook het verhaal over haar. Het is wel biezonder gemakkelik om tegen dit verhaal bezwaren in te brengen. De stijl waarin het geschreven is, herinnert hier en daar nog te veel aan een schoolmeisjes-opstel; de waarheden die er in verdedigd worden, zijn nog te weinig geestelik ervaren; het onderwerp dat dit verhaal behandelt, ging de krachten van de schrijfster ver te boven.
Maar als al deze bezwaren opgesomd zijn - en werkelik, de bedenkingen zijn niet gering - dan blijft er nog een rest, en die rest is waardering.
Ondanks alle gebreken die dit boekje - een eerste poging - bezit, genieten we toch van dit verhaal. Het is zo spontaan, zo echt spontaan geschreven; het bekoort ons ondanks onszelf.
Is dit verhaal een belofte? Ik geloof van wel. Maar of deze belofte ook in vervulling zal gaan, dat is een twede vraag. De gevaren zijn zo heel groot. Mary Pos moet wel een biezonder begerenswaarde prooi zijn voor alle mogelike Christelike maand- en weekbladen die om novellistiese kopie verlegen zijn. Haar natuurlike schrijfwijze en haar warme verdediging van de Leer moeten daar wel zeer in de smaak vallen! Zal deze jonge schrijfster aan de verleiding van een overmatige en kritiekloze productie, die van deze vraag het onvermijdelike gevolg is, weerstand kunnen bieden? Schrijfsters en schrijvers met meer talent dan zij bezit, bezweken -
Wil er van de belofte, die ‘Daden!’ is, iets terecht komen, dan zal Mary Pos in de eerste jaren haar werk lang moeten laten liggen, vaak moeten omwerken en niet zelden geheel moeten verscheuren. Doet zij dit niet, dan is het gevaar groot dat ook zij de weg gaat die reeds zo velen voor haar gegaan zijn, de weg naar een populariteit zonder werkelike verdienste.
J.H.
| |
Het dramatische werk van Schimmel in verband met het Amsterdamsche tooneelleven in de negentiende eeuw, door Dr. B. Hunningher. H.J. Paris, Amsterdam 1931.
De geschiedenis van ons toneel in de 19de eeuw is weinig verkwikkelik. De geschiedenis van het repertoire, de belangstelling van het publiek, de qualiteit der spelers, het gehalte van het
| |
| |
dramaties werk onzer 19de eeuwse auteurs, het is alles bedroevend. Dat er toch langzamerhand verbetering is gekomen in al wat ik daar opnoemde, hebben we voor een niet gering deel te danken aan de grote liefde voor het toneel van Schimmel; zijn krietiese werkzaamheid, zijn organisatoriese arbeid en zijn eigen dramaties werk. Niet dat hij in deze drie enkel bewondering verdient, maar hij heeft toch veel bereikt, al heeft hij zeer teleurgesteld zijn arbeid voor het toneel eindelik gestaakt, omdat tenslotte het tijdstip kwam, dat het met het toneel sneller ging dan hij volgen kon. Het is altijd zo moeilik om uit het komplex verschijnselen dat de kontemporaine literatuur biedt, te onderscheiden waar de meeste toekomst in zit. En voor bijna iedereen wordt dat onmogelik, als hij oud wordt. Alleen wordt de een wat vroeger oud dan de ander.
Dr. Hunningher heeft met een groot feitenmateriaal de plaats van Schimmel in het Amsterdamse toneelleven getekend. Hij schrijft nu juist niet onderhoudend, maar we mogen zijn werk, zij het geen levendig, dan toch een levenswaar beeld noemen van wat de tietel van zijn werk belooft.
v. H.
| |
De Vlaamsche letterkunde na ‘Van nu en straks’ door Paul Kenis. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1930.
We kennen allen wel het mooie boekje van Vermeylen, waarin deze met een renaissancisties aandoende zwier de Vlaamse letterkunde bespreekt ‘van Gezelle tot Timmermans’.
Het viel niet moeilik om met of zelfs zonder dit boekje, een overzicht te krijgen van wat er in de jaren 1890 tot 1914 in Vlaanderen aan litteratuur werd geproduceerd. Want deze productie had onderling veel gemeens; ze liet zich samenvatten als één beweging, de beweging ‘Van nu en straks’.
Maar daarna. Met de oorlog viel de ‘Van nu en straks’-kring uiteen. Er kwamen andere kringen; we kenden ze enigszins uit de tijdschriften, die hun organen waren: Vlaamsche Arbeid, De Boomgaard, Het Fonteintje. Ook wisten we wel van nieuwe krachten die zich geopenbaard hadden, van Minne, Mussche, van Ostayen, Roelants, Walschap; ik noem er zo maar enkele door elkaar. Maar het verband tussen die verschillende krachten, het overzicht, dat waren we in de verwarring van de na-oorlogse tijden, nagenoeg geheel kwijt geraakt.
Paul Kenis heeft nu, bij de Wereldbibliotheek, een boek uitgegeven dat ons helpen kan om het overzicht dat we verloren hadden, weer terug te winnen. Hij schrijft minder zwierig als Vermeylen, méér kroniekmatig; zijn oordeel is zeer vaak te tweeledig en hier en daar ook wel eens te gunstig; maar altijd is hij even helder en inzichtelik. Wanneer men zijn boek gelezen heeft, weet men zijn belangstelling voor de Vlaamse letterkunde verlevendigd en verdiept, en dat is een resultaat waarmee de schrijver zich en zijn moeite rijk beloond kan achten.
J.H.
| |
Marie Grubbe door J.P. Jacobsen. Amsterdam. U.M. Holland.
Jacobsen is een van de allergrootsten uit de moderne Deense literatuur. Denemarken beleefde ± 1870 een tijd als wij kort voor '80: alle grote figuren uit de dagen der romantiek waren dood of oud, alleen de epigonen hadden het woord. Toen kwamen Georg Brandes, Jacobsen en Holger Drachman. Zij brengen een nieuwe tijd. Vooral Brandes en Jacobsen hadden een invloed ver over de grenzen. Georg Brandes is misschien wel de grootste kritikus en biograaf van de 19de eeuw. Jacobsen betekent voor Denemarken het begin van het naturalisme. Als zodanig staat hij onder invloed van Flaubert en is een roman als Marie Grubbe te plaatsen naast Salombbô. Marie Grubbe en Niels Lyhne zijn z'n grote werken, die in het ganse noorden en in Duitsland veel navolging vonden. Hij heeft verder nog novellen geschreven waarmee hij haast het volkomene bereikte. Na zijn dood werd zijn poëzie uitgegeven, die o.a. zo'n grote invloed had op het werk van Rilke.
Marie Grubbe is een historiese roman, de eerste historiese roman in het Germaanse land die niet uit de romantiese school stamt. Als we weten dat aan Marie Grubbe vooraf ging een ver- | |
| |
taling van Darwin's werk, begrijpen we zijn belangstelling voor de naturalistiese methode. Als Flaubert gaf hij een mens aan alle zijden door de wetten van afkomst en milieu bepaald; evenals bij dezen ging aan 't schrijven van zijn roman een zeer grondige historiestudie vooraf; het enige dat aan deze studie hinderlik herinnert, is dat hij gepoogd heeft, evenals bij ons enigszins Mevr. Bosboom-Toussaint b.v., in de dialoog als versterking van de lokale kleur de taal van de 17e eeuw te gebruiken. De vertaler heeft terecht dit kunstmiddel niet nagevolgd. Overigens is de werkwijze van Jacobsen een heel andere dan die van Mevr. Bosb. Toussaint. Met grote levendigheid en directheid, zonder uitweidingen, is het behalve een historiese, ook een roman die tot op dit ogenblik modern aandoet. Er is aan dit werk nog niets veranderd. Het kan zó naast Kristin Lavransdochter geplaatst worden.
Marie Grubbe, Jutse freule, trouwt met de koningszoon Ulrik Frederik Gyldenlöve. Beiden, ook Marie ondanks haar 17 jaar, hebben dan al een liefde achter de rug. Maar ze houden van elkaar en zouden misschien gelukkig geworden zijn, als niet kort na de huwelijksdag haar man weg moet, 14 maanden in Spanje blijft. De invloed die de 14 eenzame maanden op haar hebben tot de krankzinnige stoot met het mes, haar pogingen om hem terug te winnen, terwijl hij juist meer van haar vervreemdt, tot de ontdekking van zijn bedrog met Karen Fiol, behoort tot het spannendste, zonder aarzeling geschreven deel van het boek. Daarna verslapt de kompositie van het verhaal wat, al blijft de persoontekening tot het laatst meesterlik.
De merkwaardige, modern aandoende figuur van Sti Hög, zijn liefde, zeer romanties sentimenteel aandoend, verstoort enigszins de zuiverheid van het verhaal. Wel groot getekend is de wijze waarop in Noorwegen in Ulrik Frederik de liefde terugkeert en hoe Marie die af moet wijzen. Dan jaagt hij haar weg. Na een tijd van langgerekte onderhandelingen is eindelik Marie Grubbe vrij en begaat de vergissing in haar liefde voor Sti Hög te geloven. Dan gaat het steeds meer bergaf met haar tot ze eindigt in het veerhuis op Falster als de vrouw van de eenvoudige veerman Sören. En al krijgt ze vaak slaag, toch is ze gelukkig, want haar liefde voor Sören, al was hij in alle opzichten haar mindere, was sterk en heeft haar in een zwaar leven overeind gehouden.
Jacobsen is er in geslaagd ons te doen begrijpen waarom Marie Grubbe onverbiddelik deze weg gaan moest en aan 't eind in het gesprek van Marie met Holberg vraagt hij ons een zacht oordeel over haar. Over wie zal God zwaarder oordelen, over de man die na een leven van zonde zijn schuld belijdt, of over haar die na een leven van schuld zonder morren haar pak gedragen heeft, geworsteld heeft om haar plicht te doen, zonder hoop op loon? Holberg kan er niet op antwoorden. Ook haar sterfbed gaf er geen nader antwoord op, zij kwam geen ogenblik bij kennis.
Een enkele opmerking om misvatting te voorkomen: de uitgave van dit boek bij U.M. Holland zou misschien deze of gene doen veronderstellen, dat hier werd aangeboden wat wij in onze kringen een Chr. roman noemen. In de beperkte zin van het woord is het dat niet, maar een groot werk en een goed werk is het wel.
De vertaling is uitstekend, enkele kleine vlekjes uitgezonderd. Zo is b.v. op blz. 78 het laten staan van pardon in: ‘Pardon, Jezus, pardon!’ inplaats van vergeving verkeerd; temeer waar de vertaalster nog al tamelik vrij staat tegenover de Deense tekst, daarin soms misschien te ver gaat. Maar ze heeft voor een prettig leesbare, in goed Hollands geschreven vertaling gezorgd en daardoor aan de allereerste voorwaarde voor vertaalwerk voldaan.
v. H.
| |
Over literatuur, door P.H. Muller, Neerbosch 1930.
Dit reeds in Januari 1930 verschenen boekje is door omstandigheden nog steeds niet in Opwaartsche Wegen besproken. De schrijver is voor onze lezers geen onbekende. ‘In dit boekje’, zegt hij in het Woord Vooraf, ‘vindt de lezer een aantal opstellen bijeen, welke in verschillende tijdschriften zijn opgenomen. Ze worden hier herdrukt omdat de schrijver van meening is, dat deze inleidende artikelen over literatuur voor eenvoudige lezers hun nut kunnen doen.’
| |
| |
Het eerste hoofdstuk handelt ‘Over Literatuur’ in het algemeen, over goede en niet-goede boeken; het tweede, ‘Over Poëzie’, over het begrijpen en genieten van gedichten; het derde, ‘Over Taaltechniek’, bespreekt het taalgebruik in de literatuur. De verdere hoofdstukken zijn getiteld: ‘Hoe lezen wij romans?’, ‘Christelijke literatuurbeoefening’, ‘Bij een gedicht van Marnix Gijsen’, ‘Het Kerstgebeuren bij dichters en schilders in de Middeleeuwen’. Achterin vindt men enkele bibliografische aanteekeningen.
Al is dus, blijkens de eigen woorden van de schrijver, dit werk niet in de eerste plaats bestemd voor litterair ontwikkelden, toch zullen ook die, meer nog dan door de stijl, worden getroffen door menige opmerking (b.v. over Gijsens vers), die niet alleen van belezenheid en kennis, maar ook van persoonlijk litterair inzicht blijk geeft. En wat de ‘eenvoudige lezers’, die de schrijver zich heeft voorgesteld, betreft - deze zullen van Mullers opmerkingen en aanteekeningen ongetwijfeld veel kunnen leeren.
C.R.
| |
Hanna, door Anna Steen.
Zonnestralen over de Noorsche landen, door Hjalmar Westeson. Acht traktaatjes. Samen 2e zending Evangelisatie-Bibliotheek. J.N. Voorhoeve Den Haag.
Het 2e boekje (Zonnestralen) is goede evangelisatielektuur. Schetsen van een Zweeds predikant onder de Laplanders in Finland. Het Hollands van de vertaling is niet mooi.
Hanna is een onmogelik verhaaltje.
v. H.
Ontvangen:
Agenda 1932. Federatie van Chr. Vereenigingen voor Vrouwen en Meisjes N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij. |
Opdat zij licht zien, door Dr. J. Waterink, 2e druk. Uitg. Gebrs. Zomer & Keuning's Uitgeversmij. Wageningen. |
v. H.
| |
Honderd jaren 1831-1931. Gedenkschrift van N.V. Boekhandel W. ten Have. Voorheen Hövekers boekhandel, Amsterdam.
Een zaak die haar klanten 100 jaar trouw bediend heeft van brood, kruidenierswaren of runderlapjes heeft recht trots te zijn op zo'n staat van dienst ten behoeve van de gemeenschap. Een boekhandel die zozeer zich een ideële taak gesteld heeft als de jubilerende firma, die het ons gezonden gedenkschrift uitgaf, heeft daar nog meer reden voor. Niet altijd zal er echter reden zijn om buiten de eigen kring de historie van het bedrijf bekend te maken. Een boekhandel als bovengenoemde, wiens geschiedenis zo nauw verbonden is aan die van het Réveil, die ook in latere kerkelike gebeurtenissen (Doleantie, Geelkerken) een eigen plaats had, is niet alleen een winkel waar men boeken verkoopt, maar een kulturele kern, wier geschiedenis meer dan lokale betekenis heeft.
v. H.
|
|