Opwaartsche Wegen. Jaargang 9
(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Koopmans herdruktGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 274]
| |
Eerst als men dat doet, ziet men dat ook hier het kunstwerk primair is. Het is waar, de titels van sommige studies laten het anders vermoeden. Van Kist tot Daalberg, Van Loosjes tot Bosboom Toussaint, Aernout Drost, Adriaan van der Hoop, zo luiden er enkele, en zij altans wekken de indruk dat Koopmans bedoelde een ontwikkeling te geven of de kenschetsing van een bepaald persoon. In werkelikheid is dit niet zo. Wat hier ontwikkeling lijkt, is slechts vergelijking, het naast elkander stellen van overeenkomsten en verschillen; wat hier psychologiese uitbeelding schijnt, is méér typering van het letterkundig werk van een schrijver dan van zijn leven en zijn persoonlikheid. Het procédé is dus eenvoudig, maar daarmee nog niet gemakkelik. Er is een buitengewoon grote hoeveelheid kennis voor nodig en een buitengewoon gevoelige intuïtie, wil het goed worden toegepast. En die twee bezàt Koopmans; met die twee woekerde hij zoals misschien nog nooit een vorser op het gebied van de Nederlandse letterkundige geschiedeniss gewoekerd heeft. Koopmans' werk is onderwijswerk, in de nobelste vorm. Daarin ligt de grote verdienste van zijn arbeid; het voedt op, het ontwikkelt. Het is reeds dikwijls gezegd; van Ham heeft het onlangs in ons tijdschrift nog eens weer uitgesproken: van hen die de Nederlandse letterkunde bestuderen, zal niemand, maar dan ook niemand, Koopmans kunnen verwaarlozen, zonder schade voor zijn eigen vorming. In de eerste plaats al omdat wat Koopmans over zeer verscheidene onderwerpen schreef, volkomen oorspronkelik is en dus veel nieuws bevat, maar dan ook, en dat is nog veel belangriker, omdat Koopmans en Koopmans' werk bij uitstek geschikt is om letterkundig inzicht bij te brengen, om tot zulk een inzicht op te voeren. Vandaar dat het zo verblijdend is dat de Uitgeversmaatschappij Holland het aangedurfd heeft altans een deel van zijn letterkundige arbeid in boekvorm uit te geven. De in dit boek verzamelde studiën bestrijken alle de eerste helft van de negentiende eeuw. Zij handelen over werken en schrijvers die tegenwoordig zelden of nooit meer gelezen worden: Loosjes, Kist, Daalberg, van der Hoop, Drost, Bosboom-Toussaint. Maar dat hindert niet; bij Koopmans hindert dat niet. Koopmans leest men in de eerste plaats niet om het onderwerp waarover hij schrijft, ook al is dat wat hij erover zegt, ook nog zo belangrik; Koopmans leest men in de eerste plaats - om hemzelf, om de wijze waarop bij zijn stof aanvat en verwerkt. Er ligt nog meer werk van Koopmans dat ten volle een heruitgave verdient; artikelen in tijdschriften, verzamelbundels die reeds lang uitverkocht zijn, of vergeten. Moge de verkoop van deze nieuwe bundel zó zijn dat ook tot de herdruk van dit andere werk kan worden overgegaan! Deze heruitgave, het is niet meer dan een ereschuld waartoe letterlievend Nederland tegenover een van zijn stoerste werkers verplicht is. Maar de inlossing van deze schuld zal rijke vruchten afwerpen; zij zal onze kennis en meer nog ons inzicht vergrooten in wat ons door ons voorgeslacht aan litteratuur bezit werd overgeleverd. |
|