Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] [Gedichten van Muus Jacobse] De tuinkoepel door Muus Jacobse. Hij keek naar buiten. Op zijn gouden bril Lag late herfstzon en de rode wingerd Had zich dicht om het open raam geslingerd. Daarachter lag de vijver oud en stil. En over hem kwam de wonderlik zachte Teerheid van herfst om het jonge seizoen, Om het in de stammen dromende groen, Dat nog zoveel van het leven verwachtte. Toen streelde hij zijn dode perkamenten, En al die eeuwen her waren geweest Kwamen bij hem tot een zacht liefdefeest Om het oude verlangen te gedenken. Er streek een even spiegelende schaduw Over het roerloos glanzend vijvervlak: Onder het hoge grijsverweerde dak Nestelde nog een kleine late zwaluw. [pagina 242] [p. 242] De doortocht door Muus Jacobse. Hoe kwam hij bij je? Na zo korte stond Van liefde zie je hem weer heengetogen. Straks zul je aan zijn voeten, rood doorwond, Sprakeloos wenen om zijn dode ogen. Hij zei: dit was het laatste avondmaal, En roerloos bleef je in zijn ogen staren. Toen brak je mond, als een albasten graal, Open in kussen, geurend om zijn haren. Nu zal hij niet meer doodgaan, maar altoos Zul je zijn liefelike liefde speuren. Nu is hij altijd bij je, Sarons roos, Die bloeit in onverwelkelike geuren. [pagina 243] [p. 243] De heilssoldaten door Muus Jacobse. De avonden zijn glanzend van erbarmen Onder een straatlantaren op de markt. Ik weet, dat nu de Meester zelf het hart Van kleine grauwe mensen gaat verwarmen. Ik weet, dat nu de englen zullen zingen Bij tamboerijnen voor de heilsoldaat, Die door de open sterren binnengaat In bloesemtuinen van vertederingen. [pagina 244] [p. 244] De reisgenoot door Muus Jacobse. Nog altijd kwelt mij de herinnering Van eens, eens dat ik naar Damaskus ging. Ik hoorde niet, maar ik vergeet het niet Hoe een hel lichten hem opeens omving. Want altijd blijft in mijn herinnering Hij, hij die met mij naar Damaskus ging. Ik weet niet wat hij hoorde, maar ik weet Dat een hel lichten hem en mij omving. Nu droom ik van Damaskus en ik zing Van een hel lichten dat mij eens omving. Twee gingen naar Damaskus en één hoorde En één heeft niets dan een herinnering. [pagina 245] [p. 245] De kruisvaarders door Muus Jacobse. Uit lafheid van eentonige kastelen Zijn wij achter een vlammend kruis gegaan, Want anders is er geen ontkomen aan Papen en hoeren die je thuis vervelen. Dan wordt de tocht naar iedre zelfde morgen Ook leeg van eendre onverschilligheid: Angstige boeren en verbrande dorpen En een vertrapte vrouw die om je schreit. Maar als de dorpen eindelik verdwijnen Zien wij op eens, hoe op een avond laat Uit het verschroeide hart van de woestijnen Het vlammend kruis tegen de kimmen slaat. En brekend in ekstatise gezangen Laaiend tegen de hoge hemelmuur, Schreeuwen wij van één mateloos verlangen Om te verbranden in Gods heilig vuur. Vorige Volgende