| |
| |
| |
Boekbespreking.
Herfst, door L. Loor-Goedhart, N.V. Uitgeversmaatschappij P. den Boer, Utrecht 1931.
‘Herfst’ is het dagboek van een halve zenuwpatiente over een zenuwpatient. De zenuwpatiente heet Marguerite; ze is de vrouw van een predikant Cuno. De zenuwpatient heet Sjerp Sjollema. Keurige namen allemaal, vind u ook niet? Stel u nu eens voor dat Mar-gue-ri-te doodgewoon Greet heette, en haar man Koen, en Sjerp Jan Jansen, wat zou dat allemaal náár-prozaies zijn!
Maar terzake. ‘Herfst’ is dus het dagboek van een zenuwpatiente over een zenuwpatient. Nu weet u wel: wanneer de blinde de blinde leidt -. We zitten hier dan ook dik in de modder. 't Is gezeur in het kwadraat.
Eigenlik is het heel onverstandig van Mar-gue-ri-te, om zich zo met Sjerp te bemoeien. Ze had dit maar aan haar Cuno, die tegelijk zo ‘teeder’ en toch zo ‘af’ is, moeten overlaten, of nog liever, aan een kundig psychiater.
Nog onverstandiger was het om wat hij aan haar en zij over hem schreef, in boekvorm uit te geven.
Daarom, waarde Mar-gue-ri-te, luister naar goede raad: staak uw bemoeienis met mensen als Sjerp Sjollema, staak ook uw schrijven over hen, en gebruik de vrijkomende tijd voor het nemen van één flinke koude douche per dag; misschien helpt dat.
J.H.
| |
Verdoemenis, door Alex. Bookman. Andries Blitz, Amsterdam.
De titel van dit boek mag ons niet al te veel doen schrikken. We zijn gewend het woord verdoemenis alleen in zuiver religieuze zin te horen gebruiken en daarmee is het voor ons een woord geworden van zulk een zware betekenis dat we het niet gaarne als titel van een roman zien aangewend.
Hier, in dit boek, is het woord verdoemenis niet in deze zuiver religieuze zin gebruikt, en, eenmaal in zijn aardse beperking opgevat, is er ook werkelik geen titel te vinden die beter uitdrukt wat de schrijver ons in zijn hoofdpersoon heeft willen schenken. Inderdaad, het leven of liever de ondergang van Samuel Slachter is een verdoemenis.
Slachter begon te kaarten en te gokken omdat hij op deze wijze gemakkelik aan de kost kon komen. Maar hij groeit in het spel vast. Eenmaal aan het verliezen, kan hij zich aan de verleiding niet meer ontworstelen. Eén ogenblik lijkt het alsof hij zich toch nog bevrijden zal, maar dan ontmoet hij de vrouw die hem, meer dan vroeger, bindt aan het spel. Het einde is - zelfmoord. Ziedaar het verhaal in dit boek.
Véél verhaal is het niet, voor een boek van over de 300 bladzij, en als we één bezwaar tegen deze roman mogen inbrengen, dan is het wel dit: de spanning ontbreekt te veel. Want voor het overige hebben we grote eerbied voor het talent van de schrijver. De omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, is knap en met veel kennis van zaken getekend; de psychologie van de hoofdpersoon en diens kameraden is zeer scherp gezien en beschreven; bovenal bezat Booleman - en dat was geen onbelangrike voorwaarde voor het welslagen van zijn plan - liefde, of nog beter deernis voor de figuur wiens onmachtig tobben bij ons wilde schilderen.
Maar, en dat is toch wel een groot gebrek, boeien doet zijn roman ons slechts bij gedeelten.
| |
| |
Een vijf en twintig jaar geleden zou dit bezwaar minder gegolden hebben. Toen bezaten we nog maar weinig romans die meer deden dan wat dit boek ook doet: de omgeving tekenen, de gedachte weergeven en de gedragingen beschrijven van één enkel, meest rampzalig individu. Maar sinds die tijd hebben we weer boeken gekregen die, naast al deze onmisbaar goede eigenschappen ook nog een flinke portie verhaal bezitten en nu we, na het lezen van deze nieuwsoortige romans, weer een boek in handen krijgen dat deze spanning niet bezit, voelen we dit toch wel als een groot gemis.
J.H.
| |
Het leven van Herman Coene, door Ernest Claes, P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam.
Herman Coene, de zoon van boer Coene uit het Hilleland, wordt student. Hij zit met een lijst van aanbevolen adressen vóór zich in een café en dan overvalt hem Jan de Bondt, bijgenaamd de Rooie, die, als hij er zich van overtuigd heeft dat hij een ‘schacht’, d.w.z. een groentje, voor zich heeft, hem opeist voor de huize Cleemans-de Kinder. Wat is dat allemaal kostelik beschreven! Maar dan neemt de Rooie zijn beschermeling mee naar z'n nieuwe ‘kast’ en nu komt de eeuwige fout van Herman Coene, de hoofdpersoon van het hier te bespreken boek, weer voor de dag; hij gaat mediteren. Een gewoon mens zou daar geen tijd voor hebben, zozeer zou de nieuwe omgeving hem in beslag nemen, maar Herman Coene is niet gewoon, en daarom: Hij had nu willen alleen zijn om zich neer te zetten in den zetel bij het raam, en rustig zijn gedachten te laten gaan. Hij had hier zijn armen willen breed openslaan om het nieuwe leven naar zich toe te halen, het tegen zijn hart te drukken etc. etc. Jawel, het leven tegen z'n hart drukken. Gelukkig is de Rooie er nog om dat te verhinderen. Maar verderop in het boek is die er niet meer, en eerst dan laat Herman Coene's lijfzonde die hem ook als onvolwassen jongen reeds dwars zat, zich pas recht gelden; eerst dan wordt Herman Coene onuitstaanbaar van litteraire sentimentelerigheid.
Zoals Herman Coene zelf is, zo is ook het boek over hem. Wanneer de schrijver van dit boek zich laat verleiden tot realisties-humoristiese beschrijvingen, is hij heel wel te genieten. Maar de keren dat hij zich daartoe laat verleiden, zijn helaas maar zelden; voor het overige verliest hij zich in romantiese mooidoenerij. Onder deze betreurenswaardige neiging heeft de levensgeschiedenis van Herman Coene alle werkelike leven ingeboet; het is een boek geworden zonder bloed, zonder natuurlike kracht.
J.H.
| |
Het Tooneel in Vlaanderen, door de eeuwen heen, door Dr. Th. de Ronde. Davidsfonds, Leuven 1930.
We zijn nu eenmaal zo gewoon om in de letterkundige geschiedenis de lijn te trekken over Vlaanderen in de Middeleeuwen naar Holland in de zeventiende eeuw, om dan pas in de negentiende eeuw Vlaanderen weer goedwillig mee te gaan rekenen, zo ongeveer als het roeischuitje, dat achter ons eigen turfschip aansleept. We vergeten haast dat Vlaanderen, met de val van Antwerpen, niet tijdelik van de aardbodem werd weggevaagd, maar ook daarna bleef voortbestaan en dus ook in de tijd tussen middeleeuwen en negentiende eeuw een eigen cultuurleven gekend moet hebben. Deze cultuur was arm, zeer arm, goed; ze werd bijkans geheel overstemd door vreemde invloeden, goed; maar ze was er dan toch, enkel en alleen al omdat Vlaanderen er was.
We mogen, bij het hele Vlaamse geestesleven, deze tussentijd niet eenvoudig-weg uitschakelen; we moeten de Vlaamse cultuur, van de middeleeuwen af tot op onze tijd toe, ook als zelfstandige cultuur beschouwen; doen we dit niet, dan schaadt dit de volledigheid van onze voorstelling.
Dit alles geldt wel zeer biezonder voor het Vlaamse toneel. Willen we de opbloei van het moderne toneel in Vlaanderen volkomen begrijpen en op zijn juiste waarde schatten, dan moeten we ook het Vlaamsche toneel gedurende de zeventiende, de achttiende en de negentiende eeuw kennen.
Dr. de Ronde geeft ons, in zijn boekje, een overzicht van het gehele Vlaamse toneel, ‘door
| |
| |
de eeuwen heen’. Zijn werkje bevat wel veel, heel veel feiten, maar kan ons ondanks dat toch wel een indruk geven van dit belangrike stuk cultuurleven. Evenals het boekje van Baur over Gezelle, werd ook dit geschrift door het Davids-fonds uitgegeven en verspreid.
Het is wel jammer, dat de Ronde, die feitelik is en dat blijven wil, zich ook niet gewaagd heeft aan de beschrijving van het moderne toneel. Niet alleen zou zijn studie, die dan meer nog dan nu in een crescendo had kunnen eindigen, boeiender geweest zijn, maar ook zou hij ons zo meer inzicht hebben kunnen verschaffen in het karakter van het Vlaamse toneel, zoals zich dat van het toneel in andere landen, meer in het biezonder van Holland, onderscheidt.
J.H.
| |
Uit Gezelle's leven en werk, door Fr. Baur. Davidsfonds, Leuven 1930.
Het is het lot van vrijwel alle grote dichters dat hun poëzie, of tenminste een klein deel van hun poëzie, bekend blijft, zonder dat de daarbij behorende levensbiezonderheden voldoende geweten worden. In biezondere mate is dit wel het geval bij Gezelle. Van zijn moeders zijde erfde deze een zekere levensschuwheid; zijn levensomstandigheden treden daarom tegenover zijn werk wel zeer op de achtergrond.
Nu is het waar dat de levensloop van Gezelle zo op het eerste gezicht niet veel biedt, dat merkwaardig is. Natuurlik is dat maar schijn. De betekenis van een menseleven ligt niet in het vele en het grootse dat er beleefd wordt, maar in de wijze waarop dit ervaren wordt. Gezelle's leven kent niet veel schokkende gebeurtenissen, maar dat hindert niets; alles wat er in zijn leven gebeurt, ook de kleine dingen, wordt zo ervaren, dat het alleszins de moeite waard is bestudeerd, gekend te worden.
Daarbij kan het boekje van prof. Baur dan uitstekende diensten bewijzen.
De Gezelle herdenking van het vorige jaar leverde voor de Gezelle-studie enkele goede winsten op; ik denk hier aan het fijne boekje van Bernard Verhoeven, aan de merkwaardige studie van Urbain van de Voorde in de Gids, aan de studies van Kramer en ten Kate in ons eigen tijdschrift. Maar bovenaan staat toch de nieuwe Gezelle-uitgave, waarvan het eerste deel reeds verscheen, en de twee andere in bewerking zijn. Prof. Baur is de volijverige leider van deze uitgave, en bij wijze van afwisseling op de annotering van Gezelle's gedichten, deed hij een greep uit het biografiese materiaal dat hij in zo overvloedige mate te zijner beschikking had, en gaf ons, in een apart boekje een overzicht van Gezelle's leven tot aan de verwijdering uit Roeselare.
Dit boekje geeft dus feitenmateriaal, en weinig meer, maar het geeft dit in zulk een aangename vorm, dat het toch interessant wordt. Het biedt een uitstekende indruk van de jeugd van de dichter, zijn studietijd en de tijd dat hij zelf leraar was. Geen enkele Gezelle-liefhebber mag dit werkje ongelezen laten; daarvoor verduidelikt het te zeer de poëzie uit Gezelle's eerste levensperiode.
‘Uit Gezelle's leven en werk’ werd uitgegeven door het Davids-fonds, en daarop in duizenden exemplaren onder het Vlaamsche volk verspreid. Een prachtige propaganda voor een mooi stuk Vlaams cultuurleven!
J.H.
| |
De stem van het geweten. Eerste vijfduizendtal. Uitgave van D. van Sijn en Zonen, Rotterdam voor den Vredeskring van Nederland. (z.j.)
Wij en het Vaderland. Beschouwingen over een suggestie door Leo van Breen. D. van Sijn en Zonen, Rotterdam (z.j.).
Het eerste boekje bevat verslagen van verhoren van de Dienstweigerings Commissie; het tweede wil ons aannemelik maken, dat het begrip vaderland en vaderlandsliefde een gevaarlike suggestie is. Het betoog is niet erg sterk: er is te weinig lijn in de redenering en op vele plaatsen is het zeer aanvechtbaar. Men kan zeer wel pacifist zijn en zich door dit boekje onbevredigd, en hier en daar zich geërgerd voelen. Wij kunnen hier in onze kolommen geen besprekingen over onderwerpen als in dit boekje worden aangeroerd, beginnen. Alleen omdat het van Leo van Breen is,
| |
| |
wil ik er hier wat van zeggen. En wel dit, dat ik me voorstellen kan, dat het een anti-militairist ergeren kan, dat het begrip vaderland voor sommigen voldoende is, andere konklusies tegenover het voor hen zo belangrijke vraagstuk van ontwapening te trekken dan hij. Dat mag voor hem echter geen reden wezen om met allerlei feitelikheden uit de historie zo te sollen als hij in zijn brosjure doet. En dat het merkwaardig aandoet, dat hij meent dat een zaak als bewezen mag aangenomen worden, als men maar een geleerde kan citeren die er net zo over denkt. Dat is een euvel, dat zelfs wetenschappelike geschriften soms hun bewijskracht ontneemt, maar dat moet iemand die zich op nieuwe wijze principieel zoekt te orienteren, vermijden. Ik denk bv. aan het citeren van Prinsen's oordeel over de drijfveren bij de beeldenstorm, die dan bovendien Pirenne weer napraat, vooral omdat in van Breen's betoog beeldenstorm bijna samenvalt met Hervorming. Bovendien is Prinsen in derg. zaken geen autoriteit en wordt als zodanig door niemand aanvaard. Bovendien, Pirenne die hier groter autoriteit is, zal de sociale faktor alleen gebruiken om te verklaren waarom juist in Armentières en Hondschoote de beeldenstorm begint, niet om daarmee te verklaren, waarom het begint met beeldenstorm en in het algemeen niet waarom er een Hervorming komt, maar wel waarom ze in bepaalde streken snel aanhangers heeft gevonden. Op elke bladzijde zijn er zo enkele dingen recht te zetten. Van Breen heeft veel te oppervlakkig gewerkt bij het schrijven van dit boekje.
v. H.
| |
Evangelisatie-Bibliotheek.
Haar eigen keuze, door Amy le Feuvre.
De gouden sleutel, door A.J. Drewes.
Twee gelegenheidskaarten.
24 traktaten.
Haar eigen keuze en De gouden sleutel bevatten beide de geschiedenis van een vrome vrouw die in allerlei beproeving haar geloof behoudt. Een onderwerp dat waard is om tot een schoon werk uit te groeien, dat een evangelisatieboek bij uitnemendheid zou kunnen zijn, om allerlei beproefden te troosten en kracht te geven, om velen te overtuigen van de waarde van het geloof in de moeilikheden van het leven.
Jammer genoeg zijn beide werkjes zo slecht, dat ze haast niet te lezen zijn.
De kleine traktaatjes die bij deze zending waren, zijn veel beter geschreven dan het schetsje van Drewes en de roman van Amy le Feuvre. Oppervlakkig en onwaarachtig getekende mensen, 'n aaneenrijging van toevallige gebeurtenissen, die ons opgedrongen wordt als wonderlike leiding Gods, een stijl en verhaaltrant, die je in verleiding brengen het boek dicht te smijten, vormen de zware beschuldiging tegen Haar eigen keuze. Wil Evangelisatielektuur betekenis hebben, dan moet ze de afkerige door haar boeiende aard dwingen te lezen. Nu gebeurt het omgekeerde: de heilbegerige wendt zich af.
v. H.
| |
Reidansen, verzameld door Willemien Brom-Struick. Twede, vermeerderde en verbeterde druk. W.L. en J. Brusse's Uitgeversmaatschappij, Rotterdam.
In dit aardige bundeltje heeft mevrouw Brom 28 reidansen verzameld, de meeste van gewesteliknationale oorsprong (Gelderland en Friesland vooral), andere uit het buitenland (Finland en Helgoland b.v.). Als illustratie zijn er enige fotografieën in opgenomen, en zeer inzichtelike tekeningen van Pol Dom. Het doel van de uitgave wordt uiteengezet in een korte, maar lezenswaardige inleiding door prof. Gerard Brom. Dit boekje wil een tegenwicht zijn tegen het lamlendig ‘waggelen’, dat tegenwoordig dansen heet. Daartegenover stelt de Nijmeegse hoogleraar dan de rei, ‘een schijnbaar luchtig verkeer’, waarachter ‘een geestelik gehalte, een kostbare levenswaarde’ steekt.
Het is een verblijdend teken, dat een boekje, dat deze beginselen huldigt, en propageert, binnen zeer korte tijd reeds een twede druk bereikte. De uitgevers hebben dan ook niet geaarzeld om het aantal dezer reien uit te breiden in een pas verschenen Nieuwe Bundel.
J.H.
| |
| |
| |
Met en zonder Christus, door Sadhoe Soendar Singh. Vertaling van W.J. Ruys-Barger. J.N. Voorhoeve. Den Haag 1930.
In dit boekje zit hier en daar goede evangelisatielektuur. Maar ook veel dat gemist kan worden, veel dat tot hen voor wie dit boekje bedoeld is, niet spreken kan.
De waarde van de Sadhoe zit in de eerste plaats in zijn persoon, niet in zijn geschriften. Toch heeft hij hier en daar een zekere direktheid, een recht op de man af gaan. die zijn werk van evangeliserende, wijl getuigende kracht doet zijn. Van belang is het boekje daarom ook voor ons voorzover het ons de persoon van de Sadhoe nader brengt, o.a. door enkele levensbiezonderheden die alleen hier vermeld staan.
v. H.
| |
Augustinus' Enchiridion, bewerkt door Carel Bloemen. J.J. Romen en Zonen te Roermond. 171 pag.
Een van Augustinus' laatste werken, een ‘handboekje’ voor een zekeren Laurentius, op diens verzoek door den kerkvader geschreven als handleiding over de deugden van geloof, hoop en liefde. Augustinus heeft in dit werkje een samenvatting van het positieve zijner geloofsleer, alsmede een bestrijding van de toenmalige kettersche dwalingen gegeven. Daar het tegen de ‘Confessiones’ zeer duidelijk afsteekt, geeft het Enchiridion een andere zijde van Augustinus' groote persoonlijkheid te zien. Het Nederlandsch van deze vertaling is goed.
v.d. L.
Ter aankondiging ontvangen:
Aan het kruis. Meditaties over de zeven Kruiswoorden, door Berkelbach v.d. Sprenkel, J.C. van Dijk, M.M. den Hertog, W.A. Hoek, P.J. Molenaar, O. Norel Jz., A.K. Straatsma. Uitgave fa H.H. Kok Bz., te Zwolle. |
De schoonste roos, door Hillis Grane. Vertaald uit het Zweedsch door A.A. Lukkien. |
Bolsjewisme en Evangelie, door J.N. Voorhoeve. |
Voorts acht tractaatjes en vier koperdrukkaarten, tezamen vormende de eerste zending 1931 van de Evangelisatiebibliotheek van J.N. Voorhoeve, Uitgever te den Haag. |
| |
Op weg naar een nieuwe levenseenheid door Dr. F.W.A. Korff. H.J. Paris. Amsterdam MCMXXXI.
Een poging tot synthese, tot verzoening van Christelik geloof en kultuur.
In de Middeleuwen werd het terrein van de kultuur overheerst door het gebied van het religieuse, waaronder echter beide schade lijden. Als de religie heersen wil, doet ze dat door haar belijders, de kerk. Dat het in de M.E. zeer bepaald tot een heersende positie van de kerk gekomen is, voerde tot het fixeren van dogmata. Niet het geloof, maar de kerk heerst. Daarnaast kwamen stromingen, eerst onder het gezag der kerk, langzamerhand voor deze te sterk en voorbereiders van een nieuwe tijd. Deze heersende positie van de kerk was vooral een belemmering op intellektueel gebied, aangezien het eindpunt van het wetenschappelik onderzoek was voorgeschreven. De kunst daarentegen vond steun in het algemeen erkende gezag van de kerk, aangezien hij zich gedragen voelde door een gemeenschap, waarvan de eenheid stijl aan de tijd gaf. Hoe meer de kunst echter werken van schoonheid voortbracht die om zichzelf bewonderd werden, des temeer blijkt de autonomie van de kunst en bereidt ze de ontbinding voor.
De Reformatie gaf aan het woord geloof weer de ware inhoud: niet het voor waar houden van leerstukken, maar in de eerste plaats een verhouding tot God. De kerk is niet meer de
| |
| |
bezitter van het heil. Het geloof wil niet meer heersen, de Hervorming is de religieuse bevrijding van de mens. Daarvoor in de plaats treedt het geestelik gezag van Christus.
In deze zelfde tijd voltrekt zich ook de bevrijding op het gebied van kunst en wetenschap. De moderne mens is geboren.
Het Protestantisme had deze ganse bevrijding kunnen dragen, maar bleef niet trouw aan zijn wezen: in veel opzichten nam het een Middeleeuwse vorm aan. En opnieuw viel sterke nadruk bij het woord geloof als instemming met de leer der kerk. Toen er geen religieuse vrijheid kwam, kwam er ook geen vrijheid op de andere gebieden van het leven. De Protestantse orthodoxie heeft grote reformatoriese waarheden gekonserveerd. Maar het wezen van het Protestantisme, dat het om de vertrouwenshouding tot God gaat, heeft hij niet weten te bewaren. Het Protestantisme heeft zich tegen nieuwe inzichten al evenzeer verzet als het Rooms-Katholicisme. Het Christelik geloof niet een macht van vooruitgang, maar van traagheid. Een gevolg van de Middeleeuwse struktuur is ook de kerkelike gedeeldheid.
In een 2de hoofdstuk gaat de schrijver na wat voor gevolgen dit heeft gehad voor het geloof en voor de kultuur: de moderne verscheurdheid. Het geloof is zijn centrale plaats kwijt in de maatschappij, men heeft de hele wereld gewonnen, maar schade geleden aan de ziel.
In een 3e hoofdstuk bespreekt de schrijver het zoeken naar een oplossing van het conflict. De mogelikheid zit in de uitgesproken behoefte, maar er wordt gezocht langs verkeerde wegen. Groeiende is het besef dat het Christelik geloof en onze kultuur al staan ze nog in vele opzichten vijandig tegenover elkaar, voor elkander bestemd zijn.
Nu begint de schrijver aan zijn 2de afdeling Opbouw. We laten nu het historiese los, de schrijver bespreekt nu de vragen van onze tijd. Hij bespreekt de relatie van de religie tot intellekt, redelikheid, het aesthetiese, het gehele leven en treft overal de vraag naar God. Het is tegelijk het aanwijzen van de waarde, de noodzakelike aanwezigheid van de religie op alle terrein. De vraag naar God vindt geen antwoord dan in een openbaring Gods. Slechts bij openbaring kan de religieuse houding zich wijzigen in een religieuse verhouding. Na een uitvoerige toelichting van de begrippen die bij deze vragen ter sprake komen, bespreekt de schrijver de openbaring in het innerlijk van de mens (mystiek), in de natuur, in de geschiedenis. Overal teleurstelling tot het geloof Jezus Christus aanwijst als Gods hoogste openbaring. Het volgend hoofdstuk De werkelijkheid der openbaring geeft Dr. Korff's beschouwinggen over de Gemeente, de Bijbel, Christus, over de absoluutheid van het Christendom. Het is niet zonder uitvoerigheid mogelik dit hoofdstuk recht te doen, hier zij het genoeg, dat het uitloopt op dit ene, dat ons geloof in God, onze Vader, alleen hierin rust, dat wij mogen zien op Jezus.
Hij brengt God en mens bijeen. Deze ontmoeting is het grote keerpunt in het leven van de mens. De groote wending heet dan ook het hoofdstuk, waaraan we nu toe zijn. Onze verhouding tot de Schepper, onze zonde, ons geloof wordt hierin besproken. De moderne mens, wiens zelfstandigheid te sterk accent kreeg, moet al wat in zijn autonomie in de weg staat voor de theonomie, afstaan.
Zo komen we aan het slothoofdstuk: De geloovige in de wereld. Elke wending bergt gevaren in zich, zo ook die naar het geloof: afwending van de wereld, of het tegenovergestelde: een goedkope, uitwendige kerstening van de wereld. Of men meent, dat bij het vinden van God Zijn gehele verborgenheid moet ophouden, en de mens terstond kan ingaan tot het volgend leven en het verblijf in het aardse geen zin heeft voor de geloovige òf men wil alles wegnemen wat het verkeer met God op deze wereld in de weg kan staan en het leven maken tot een rechtstreekse gemeenschapsoefening met God òf men meent om Gods wil aan dat verkeer in de wereld voorschriften te moeten opleggen en daardoor de betrekking van het wereldleven tot God openbaar te doen worden.
Alles pogingen om in meerdere of mindere mate de verborgenheid Gods weg te nemen. De katholieke kerk meent dat deze verborgenheid in haar opgeheven is. Het Protestantisme dient deze verborgenheid te erkennen, maar dan ook te onderzoeken wat het betekent ‘met Christus verborgen te zijn in God’.
| |
| |
Het betekent dat we het leven moeten aanvaarden, zoals God het heeft ingericht en dat we moeten afzien van elke poging om de werkelikheid te verwringen.
Nu bespreekt Dr. Korff het geloof in het gewone leven, geloof en wetenschap, geloof en kunst, geloof en redelik leven, geloof en sociaal leven.
We komen niet verder dan de onrust. Alles wat op enig gebied ‘satisfait’ is, is dood. Toch geeft ook de onrust geen bevrediging, maar wij rusten in Hem. Dan nemen we onze taak op ons, verblijd met een oneindige gave.
Waarom stonden we zo uitvoerig bij dit theologies werk stil? Omdat het de vragen van kunst en religie, kunst en samenleving die ons zo vaak bezig houden en in deze dagen zo in het biezonder - ik schrijf dit Vrijdag voor Pinkster - in breed verband zetten. Ook wie zich in de theologie en de historiebeschouwing van Dr. Korff niet geheel vinden kan, zal toch begrijpen waarom de vragen in onze tijd gesteld worden, welke krisis het is, die we ook in Opw. Wegen doormaken, dat we werkelik op zoek, ja inderdaad op weg zijn naar een nieuwe levenseenheid, waarbij een Christelike kunst een noodzakelikheid en een vanzelfheid is.
v. H.
| |
Leer der Twaalf Apostelen. Ingeleid, vertaald en toegelicht door J.C. Prins. Voorwoord van Prof. Dr. D. Plooy. H.J. Paris - Amsterdam (z.j.).
Ongeveer 50 jaar geleden werd de tekst die hier vertaald voor ons ligt, voor het eerst uitgegeven en wekte bij zijn verschijnen veel opzien, Het geschriftje dateert uit de eerste of de 2e eeuw na Christus en stelt ons ‘in staat de oudste organisatie eener Christelijke Gemeente in het Romeinsche Rijk beter te leeren kennen, omdat nieuw licht werd geworpen op verschillende zaken: doop, vasten, gebedsorde, eucharistie (avondmaal); op personen: regeling der te maken rondreizen, het eerste na-apostolische Zendingswerk, Zondagsviering; op werkzaamheden van ouderlingen en diakenen’.
v. H.
| |
Morgenlicht, door E. Voorhoeve - van Oordt, bewerkt naar Gwendoline Swain Tweede druk. Uitgave van J.N. Voorhoeve - 's-Gravenhage (z.j.).
Een Christelik handboek voor meisjes en jonge vrouwen.
v. H.
| |
Heldengestalten uit Israëls geestelijken worstelstrijd door Hilbrandt Boschma. N.V. Uitgevers-Maatschappij. ‘De Tijdstroom’. Lochem MCMXXXI.
Een boek over Israëls profeten, in causerievorm geschreven door de bekende Hilbrandt Boschma, ontstaan uit zijn catechisaties met enkele ontwikkelde en belangstellende jongelui.
v. H.
| |
Portretten van Letterkundigen. Tweede serie. Uitgeverij Jacrov. Scheveningen.
Deze 2e serie bevat de portretten van Jo van Ammers-Küller, M.J. Brusse, Lod. van Deyssel, van Moerkerken, G. van Nes-Uilkens, Jan Prins, N. van Suchtelen, Felix Timmermans, Noto Soeroto, Jo de Wit, Alie van Wijhe-Smeding, en Wilma. De portretten zijn zeer goed. Ik ben blij met het mooie portret van Wilma.
v. H.
| |
Eenzame liedjes van C.S. Adama van Scheltema. Negende druk. Rotterdam. W.L. & J. Brusse's Uitgevers-Maatschappij N.V. MCMXXXI.
In de Eenzame liedjes staan enkele van de meest populaire gedichten van Adama v. Scheltema: Peinzerij bij een bloemetje, De Tak, De Dijk, Holland, Kindergedachten en het voortreffelike kindergedichtje De Wilgen. Geen wonder dat dit bundeltje in trek blijft.
v. H.
| |
| |
| |
D. Wouters. Een kwarteeuw onderwijsjournalistiek. Niet in den handel.
Onze jongens praten en schrijven tegenwoordig over ontwapening, vredesactie. De jeugd van 25 tot 50 jaar terug schreef over geheelonthouding. Zo begon Van As, zo begon Wouters. Maar al spoedig vond hij naast het onderwerp van zijn tijd ook het onderwerp voor zijn persoon: hervorming van het leesonderwijs en tal van onderwijsvragen die daar nauw aan verwant waren: illustreren, taalonderwijs, geschiedenisonderwijs. Ik herinner me hoe ik als jong onderwijzer plezier had in de Brieven van D. Muis in 't Christelijk Schoolblad en van het werk van Wouters in De pedagogische revue. Wouters heeft een vrijmoedige toon, een enkele maal gaat dat wel eens te ver, maar zijn grote verdienste is dat hij duidelik gezegd heeft wat hij wilde en dat hij verbetering bepleitte in goede richting, dat hij de strijd verdiend gewonnen heeft. Wouters was een man van de daad, hij kamde niet alleen af, maar pakte zelf aan en wist bekwame medewerkers te vinden. En als hij dan ziet wat voor verbetering er in 25 jaar gekomen is, hinderen hem de vaak ongemotiveerde klachten over ons onderwijs, zodat er een eigenaardige frontverandering bij Wouters gekomen is: eerst tegen konservatisme en smakeloosheid, daarna tegen miskenning van het goede dat onze tijd bracht. Ik ben blij enkele van de pittigste artiekelen van Wouters in dit goed uitgegeven boek te hebben ontvangen.
v. H.
| |
Dansen. Beschouwingen door een zielzorger. Uitgegeven door J.J. Romen & Zonen en het Centraal Bureau van ‘Voor Eer en Deugd’ te Roermond 1931.
Een brochure tegen de gevaren van de moderne dansen en de dancings.
v. H.
| |
Socialisme en sexueele moraal, door Jelle Boersma. De Baanbreker - N.V. Servire - Den Haag. MCMXXXI.
De schrijver die in weinig ruimte veel zegt en daarom een overzichtelik en zakelik boek heeft geschreven, verwacht verbetering van een zedelik verworden tijd door verhoging van het maatschappelik en zedelik peil der grote massa, wat voor hem betekent: door het socialisme.
v. H.
| |
Kruis en Kroon door G. v.d. Meulen en Dr. H.J. Honders. Leesboek over de kerkgeschiedenis. Deel III. Zendingsgeschiedenis. H.J. Spruyt's Uitgevers-Maatschappij N.V. Amsterdam. 1931.
Een boek dat door de stof en de Geest waarin het is verwerkt ons buitengewoon sympatiek is. Waarvan we alleen betreuren dat de taal zo weinig kinderlik is. Stroef en vol pathos staat het wat ver van de kindertoon af. Wel is er hier en daar een zekere aanschouwelikheid, en levendigheid in de voorstelling, die het de kinderen toch weer nabrengt. Maar wat is het moeilik om een goede biografie van een zendeling voor kinderen te schrijven. Wat kan een kind navoelen van het werk van Adriani. Ik las de bladzijden over Adriani in dit boekje enkele malen over en trachtte me te realiseeren wat dat alles voor iemand met een kinderlike ontwikkeling, voor een kind moest betekenen. Hoe ver staan we zelf van een juiste waardeschatting tegenover het werk van een groot man als hij, hoe weinig begrijpen we zelf van de wijze waarop de Toradja's op zijn persoon en werk hebben gereageerd. Wat moeten de paar bladzijden uit kruis en kroon betekenen voor een kind. En toch is het goed dat het gebeurt. Het zal voor deze kinderen ook nog wel even duren voor ze benaderen wat het optreden van Paulus in de Griekse wereld betekent. En wie onder ons zou van Paulus willen zwijgen, ook tegenover kinderen? Maar moeilik blijft het en daarom is het de schrijvers meer gelukt het heroïeke van enkele zendelingsgestalten en de biezondere bescherming Gods te tekenen dan de levenomzettende betekenis van het werk der zending voor het persoonlik leven van de inlander en voor de inlandse maatschappij. Daarvoor ontbreekt te veel een volkenkundige orientatie, ik bedoel het aanbrengen van eenvoudige begrippen omtrent de volken tot wie het evangelie wordt gebracht door onze zendelingen.
v. H.
|
|