Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] [Gedichten van Leo van Breen] Doods nabijheid door Leo van Breen. Mannen en vrouwen die zwaar ademhalen, gedreven door onzegbre, duistre nood, en in de wouden Uw'r verlangens ommedwalen, ruk 't venster open op de verre dood. En trek hem ruglings in Uw klagend leven, dat hij met bleek verschrikken u bestort; En gij, een jagend schip, met dichte reven, onstuimig aan zijn hart geslingerd wordt. Wie eens de dood zich durfde nadersmeken, en van het leven afstand wilde doen, wordt op de oude akker van het groen geluk opnieuw omhelsd en kan niet breken. Nooit weer, want over alle eindigheden blaast zijn onstuimig lachen eeuwigheid; Wie zich te zijner komst het hart bereid maakt, slaat zich los uit 't bijtende verleden en rijst, een schokkend schip, uit hoge waatren, hoger dan waar de hoogste golf zich wringt, opwaarts, en als een Godlik lachen klinkt over 't rumoer van golf en wind zijn schaatren. [pagina 218] [p. 218] Gebed door Leo van Breen. Ik vraag U niet: wees met mij, Heer, want immer zijt Gij met mij, en het felle lied van Uw aanwezigheid zingt alle uren luidkeels op: Het is altijd. Wanneer mijn hart Uw zingend hart bij tijden niet verstaat, dan is dit niet, omdat Gij mij, maar wijl ik u verlaat; En ik niet horen wil, terwijl toch slechts Uw zingen baat. Dit is mijn felle smart, o Heer, dit is mijn hevig leed, dat ik in uren van Uw vreugd, door andren U vergeet, en mij door andren niet met U voor goed verbonden weet. In ogenblikken, Heer, dat mij het leven is te goed; In ogenblikken dat een mens zijn zang zingt in mijn bloed, en ik, op weg naar 't Uwe, een ander zingend hart ontmoet - Doorzing mijn vreugd'ge uren, Heer, met 't wonder van Uw lied; opdat 'k U nimmer wedervinde wijl 'k U nooit verliet; Opdat dit alles in Uw naam, voor en door U geschiedt. Vorige Volgende