Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] (In memoriam) door G. Willemsz. Als d' avond over zonnevuren dag Zich mededoogend welft en luide kreten Verstommen tot het zielezachte weten Van oud verdriet, dat 'k weer gebeuren zag - Als 't hart van vreemd herdenken wordt te zwaar: De avonden, die uwe oogen huifden Met eindeloos ontfermen, en het zuivre Geheim en de verhulling van uw haar. Dan zwelt nachts duister groot en mateloos Tot over mijn gehavend vuur. Gegeven Tot eenzaamheid weet ik mijn jagende leven, Dat eens uw milde troost tot licht verkoos. En vreemd ontwaak ik tot een koude nacht, Met groot, doodsbleek gelaat ziet maan mij aan Door 't venster - klokken luiden ons vergaan - En immer nog dit bleek ontberen wacht. Vorige Volgende