die het meest op het gevoel berusten, het huwelijk en de verhouding tusschen ouders en kinderen, zijn daar, om mijn bewering te staven.
Of is het niet uitsluitend het ontbreken van gevoel en gevoelsuiting, die beide verhoudingen ten gronde richt. Daar is in de eerste plaats, de eerbied, de onderlinge eerbied, die in beide verhoudingen van zoo groot belang is en dan de vertrouwelijkheid. Maar de vertrouwelijkheid is verstoven naar alle vier de windhoeken. Men behandelt alles in het openbaar, er zijn geen intimiteiten meer. ‘Er is een heiligdom van het hart, ontziet het, stervelingen’, is door de psycho-analyse en door de experimenteele psychologie iets onbekends geworden. Met een aan het weerzinwekkende grenzende openhartigheid hoort men soms over intieme bevindingen spreken, zóó, dat men aan onbeheerschtheid zou denken, stond daarnaast niet, dat die zelfde personen bij een maatschappelijke tekortkoming zeer goed weten te zwijgen of het gebeurde weten te verbergen door het op te sieren tot een overwinning, waar in wezen niets was dan een mislukking. Men zou denken aan een ‘changer de places’ in een oude quadrille. Vroeger poogde men zoo de oneenigheden in het huwelijksleven te verbergen, nu gooit men die te grabbel als weleer St. Niklaas zijn peperneuten en vecht met hand en tand voor het verborgen houden van een maatschappelijke misslag, omdat men weet, dat een economische mislukking in onze dagen harder wordt beoordeeld dan een gebrek aan liefde of offervaardigheid. Ook de vertrouwelijkheid tusschen ouders en kinderen is verdwenen. De ouders hebben alleen maar hun gewone menschenverstand, hun ondervinding en de liefde en zorg, waarmee zij het kind omringen, maar de psychologen hebben het wetenschappelijk experiment. Zij weten wat de jonge mensch toekomt, zij kennen het kind door hun tests en andere proeven beter dan de ouders. Vertrouwelijkheid is niet noodig, het experiment beslist. En als de zoogenaamde ‘proefpersoon’, het proefkonijn, niet gelukkiger uit het experiment te voorschijn komt, tant pis, de vivisectie kent liefde noch
teederheid.
De nieuwe zakelijkheid verdringt iedere gevoelsuiting, deugd of ondeugd daargelaten en daaronder hoort de jalouzie, die zoo onmisbaar is voor het huwelijk, dat haar verdwijnen een factor temeer is, voor de huwelijksontbinding. Het is dwaasheid, dat het de man onverschillig moet zijn, dat zijn vrouw met een vriend op reis gaat of dat het de vrouw koud moet laten, dat haar man het gezelschap zoekt van een andere vrouw. Hier is een verdringing, die zich waarschijnlijk het eerst zal wreken. Liefde zonder jalouzie is een onmogelijkheid en de ongelukkige Othello is, met al zijn overdrijving, menschelijker dan de cynici, die beweren, dat de jalouzie kan worden afgeschaft.
De nieuwe zakelijkheid verdringt alle gevoelsuiting, alle spontaniteit, alle edele verontwaardiging, alle geestdrift. Men accepteert wat succes heeft en vraagt niet hoe dit succes is gemotiveerd. Vandaag aanbidt men een bokser en morgen een oceaanvlieger, die met een nog moediger, maar minder geslaagde tocht over-