Opwaartsche Wegen. Jaargang 9
(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Ondertekening van de kroniekstukjes.De kroniekstukjes, die niet van de redaktie afkomstig zijn, zullen voortaan door de auteurs er van worden ondertekend met eigen naam. Verschillende kroniekschrijvers stelden daar toch reeds prijs op. Bovendien heeft het voor de redaktie het voordeel, dat niet alle meningen van kroniekschrijvers haar toegedicht worden, terwijl het haar mogelik maakt meer te aanvaarden. | |
Wie geblameerd?In welk opzicht ik de menschen een rad voor de oogen gedraaid heb in mijn korte samenvatting van Bilderdijks leven tot den terugkeer uit de ballingschap is mij ook na de ontboezeming van den kroniekschrijver (Mei 1931) een raadsel. Bilderdijk is - zooals ik schreef - in Juni 1797 naar Brunswijk vertrokken, Katharina volgt hem in Juli. Zij gaat inwonen bij haar zwager Tenier, gehuwd met haar zuster. Haar eerste kind wordt te Berlijn geboren. Bilderdijk woont nog steeds in Brunswijk - daarna vestigt zij zich te Hildesheim, zij noemde zich Mevrouw van Teisterbant. In Hildesheim - de kroniekschrijver van Mei 1931 vestigt daarop de aandacht - worden dan ook haar kinderen geboren. Eerst na de echtscheiding van Bilderdijk en C.R. van Woesthoven - 20 Febr. 1802 - gaan Bilderdijk en C.W. Schweickhart samenwonen (zie Dr. Wap, Bilderdijk pag. 71, Dr. Kalff, VI, pag. 372). Het vierde kind uit de tweede verbintenis Wilhelmina Irene is dan ook niet - zooals het gedenkboek ten onrechte meldt - te Hildesheim, doch te Brunswijk geboren (zie XXIIste jaarverslag Bilderdijk Museum). Woord voor woord kan ik mijn korte samenvatting handhaven. De kroniekschrijver zal als man van eer gaarne zijn beschuldiging van camouflage, leugen en geweld aandoen aan de historie intrekken. J.C. v.d. Does.
Gaarne geven we Dr. v.d. Does gelegenheid de kroniekschrijver op de vingers te tikken. Toch wil het mij voorkomen, dat de schrijver van het kroniekstukje, al was hij in feite niet gelukkig, in wezen gelijk had, toen hij de formule, waarin Dr. v.d. D. de periode in Bilderdijks leven van 1797-1802 trachtte te vangen, als camouflage van de feiten aanduidde. Wat Bilderdijk's verhouding tot ‘Mevrouw van Teisterbant’ kenmerkt, is niet, dat ze afzonderlik woont, maar dat Bilderdijk haar als zijn vrouw beschouwt en ze in dien tijd kinderen verwerven. Wie alleen op het gescheiden wonen wijst, wekt de indruk of Bilderdijk zich tegenover zijn vrouw in Holland buitengewoon korrekt gedragen heeft. We hoeven niet met de gebreken van de personen die we liefhebben en bewonderen te koop te lopen. Maar als men er toe overgaat het persoonlike leven van een auteur bij de beschouwing van zijn werk te betrekken, dan moet men de zaken niet mooier voorstellen dan ze zijn. Als Dr. v.d. Does niet over deze pijnlike geschiedenis had willen spreken, dan moest hij zeker niet wijzen op het gescheiden wonen, alsof dit een biezondere verdienste van Bilderdijk was. Zo wordt Bilderdijk voorgesteld als de kuise ridder, wat hij toch zeker niet geweest is. De kroniekschrijver had gelijk een historikus hier te beschouwen als iemand die de feiten niet eenzijdig mag belichten. v. Ham. |
|