Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] [Gedichten van Willem de Mérode] De muur door Willem de Mérode. Hij is de sterkte van zeer velen, Die allen hun geduld en kracht Tezamen doen en samen deelen, En worden één onwrikbre macht. De klinkers rusten en zij dragen, De mortel scheidt en zij verbindt. En schoon het fundament moet schragen De siertop pronkt in zon en wind, Het al is één; zij zijn verbonden Tot één bestand en één verval.... En wie den Oergrond heeft gevonden, Weet dat zijn bouwsel duren zal. [pagina 152] [p. 152] De witte pauw door Willem de Mérode. Dit is een hemelsch droomgezicht: Een blinde neveling van licht Heeft zich tot witte zon verdicht En wentelt langs ons heen. En onze ziel wordt als de dwaal Ten feestdisch na het avondmaal Onder de kaarsen in de zaal Zoo glanzend en alleen. Over de kortgeschoren wei Schoot een wit blinken ons voorbij. Even was tusschen u en mij Dit hemelsche gericht. En wij, verteederd en verblind, Zien hoe dit mindert en verzwindt Gelijk een zaadpluis op den wind En jeugd in een gezicht. Nu is er tusschen u en mij Die snelle witte schijn, voorbij Dit blinken kunnen ik noch gij. Wij blijven zeer alleen. Maar beiden in ons toebedeeld, Dit vreemde witte sterrebeeld, Die witte pauw waar God mee speelt Langs onze levens heen. Vorige Volgende