Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] [Gedichten van Muus Jacobse] De voorbijganger door Muus Jacobse. De meisjes hebben een lied aangeheven Bij hun gitaren in de avondschijn: Adieu mijn lief, het kon niet langer zijn, Adieu mijn lief, ik was zo graag gebleven. De meisjes staren in de avondschijn, De meisjes zingen zacht en trillen even: Adieu mijn lief, ik was zo graag gebleven, Adieu mijn lief, het kon niet langer zijn. Zijn wij één avond aan elkaar gegeven Om morgen heen te gaan? - Scheiden doet pijn. Adieu mijn lief, ik was zo graag gebleven.... De meisjes staren in de avondschijn, De meisjes hebben zachtjes aangeheven: Adieu mijn lief, het kon niet langer zijn. [pagina 64] [p. 64] Een boer door Muus Jacobse. Een boer die slaapt tegen de zwarte grond, In een laag dak, gebogen voor de nacht, Keert klein langs strakke populierenwacht 's Avonds zijn smal pad, zwijgend en gekromd. Maar als de verzadigde oogsttijd komt En hij de laatste trage wagenvracht Zomerschoven in de zatte schuur bracht, Dan voelt hij rust als een grote heemhond. Dan groeit zijn huis, drachtig van rijpe vrucht, Breed en zwaar-welvend in de avondlucht, Donker opstulpend aan de waterkant. Dan loopt hij ver de dijk langs, stug rechtop, Starend over zijn dampend akkerland Met late zonglans op zijn bruine kop. Vorige Volgende