Opwaartsche Wegen. Jaargang 9(1931-1932)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] [Gedichten van G. Achterberg] Gedicht door G. Achterberg. In de zon is de dood begonnen; hij heeft het zoete vreten aangevangen; de warme velden worden donker overronnen. Wij loopen nu met vrome voeten over naakte wegen en zijn van zijne majesteit doorzegen; ergens is er een onderspit gedolven. En iedere vrouw is ons genegen haar bloed te mengen met de zwarte zonnen, die van de zoomen van ons bloed zijn opgestegen. O lente, zon-bedronken en door donker overrompeld. [pagina 62] [p. 62] Gedicht door G. Achterberg. Gij wist, dat ik niet anders was, dan wat ik worden zou met u; gij hieldt mij aan uw hart en schuw beleedt ge in uw heerlijkheid, dat gij niet anders had verwacht; en nu aan deze eerlijkheid te bloeien staat uw schoon lichaam, en mijne ziel het gadeslaat en met uw ziel tesamen raakt iedere maal, is het of wij van eeuwigheid gekend zijn bij elkaar. Vorige Volgende