Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 500] [p. 500] [Gedichten van John Ietswaart] Wit broertje door John Ietswaart. in één der huizen is de dood gaan staan en het gebaar der witte handen heeft allen stil gemaakt - de wanden zijn wijder uit en witter nog gaan staan. de wanden als een wit en hoog vaarwel vier zeeën naar den hemel open - het is dat ik de schepen tel - jouw zeil niet ver - maar wit - o, bid voor ons nu is de zee over dit heengeloopen. [pagina 501] [p. 501] Moeder door John Ietswaart. DECEMBER. vanochtend was het raam bebloemd met beelden het was jouw hoofd - moeder - dat verscholen lag tusschen de bloemen van den winter - en ik zag dat even zonnestralen met je haren speelden. zooals - eens kindren - we voor ramen stonden wondre figuren speurend op bevrozen glas, zoo heb ik nu een kinderdroom hervonden waarin jij - moeder - sprookjesvrouwe was. als ik nu aan je denk zie ik de verre dagen dat ik als kind mijn armen vol met bloemen droeg en als zooveel geheimen jou de namen vroeg wij gingen droomend langs de rozenhagen en droomend groeide in mijn hart dit weten van namen - wonderbloemen - en het weer vergaan dat al verlangen bloeit tot zijn vergeten - en dit geheim is simpel te verstaan. en wien een naam is zoet om te bewaren en wie het stil geheim weet in een simpel woord is droomend over deze kloof gevaren en weet het oude wonder in het nieuwe oord. de bloemen bloeien en verwelken - alle dingen worden herinnering van eeuw tot eeuw - ik sta aan 't venster dit verhaal te zingen - en buiten valt - heel zacht de eerste sneeuw. Vorige Volgende