Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 482] [p. 482] Bede door A. Wapenaar. Ons heimwee, Heer, staat sterk gespannen Naar Uwe verre kusten heen; Wij weten ons van U verbannen En tasten naar U in gebeên. Maar d'echo van ons hunkrend smeeken Valt als een klacht zwaar naar ons neer: Wij zien van U naar ons geen teeken Dan dreigend-donker zwijgen, Heer! Het woord, dat G'eertijds hebt gesproken, Laat onze zielen dor en koud; Wij zien geen licht door U ontstoken, O God, Die U verborgen houdt. Wij zijn wel vèr van U verzworven, Wij voeren op een slecht kompas; O God vergeef - ons bloed bedorven, Al onze daden misgewas! Wij hebben niets dan dit verlangen, Dat ons naar Uwe verten trekt, En dat ons martlend houdt gevangen En aan onz' armoe ons ontdekt. Wil het nog eenmaal met ons wagen, Laat ons niet langer in den nacht; Kastijd ons naar Uw welbehagen, Maar wees ons, Vader, mild en zacht. Kwaamt Gij niet Zelf ons heimwee wekken? Drijft Gij ons op Uw kusten aan? Doe ons Uw vuren dan ontdekken, Dat w'in Uw branding niet vergaan! Vorige Volgende