Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 442] [p. 442] Johannes Kepler door W. Hessels. Geslepen steen, smaragd en diamant, doorzichtig water, was zijn diepste wezen: de hunkerende klaarte van al dezen die aan de sterren zijn verwant. Een bronzen toon van stroomend harpgeluid, Zong in zijn binnenst de muziek der sferen; der wereld warring kon zijn ziel niet deren, niet overstemmen haar sereene fluit. De wetten van het harmonieus heelal waren zijn eigen wetten; en de banen van de planeten en hun ring van manen droeg hij van zijn geboorte al binnen de grenzen van zijn rhythmisch bloed. Maar toen hij in een wonderbaar doorschouwen de wetten van den kosmos zag ontvouwen, wist hij verrukt: hij had God zelf ontmoet. Vorige Volgende