Opwaartsche Wegen. Jaargang 8
(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 417]
| |||
Christelik proza
|
Wilma. VergezichtGa naar voetnoot1). |
Verhalen door J.K. van EerbeekGa naar voetnoot2). |
De prijsvraag van Daamen, die voorloopig geen enkele roman opleverde, heeft weer eens getoond, dat het niet mogelik is, een schrijver tot het schrijven van een kunstwerk te forceren. De prijsvraag heeft eigenlik alleen waarde voor de uitgever in kwestie, aan wie enkele manuskripten worden aangeboden, die hem anders allicht niet zouden zijn aangeboden.
Aan de andere kant heeft deze prijsvraag ons nog eens pijnlik doen gevoelen, dat hetgeen er aan proza in onze kringen gebracht wordt, nog maar weinig belangwekkend is.
Wat levert de oogst van een jaar meestal op? Romans van Wilma en Mevr. Kuyper-v. Oordt, een enkele goede novelle. De rest is meestal onbelangrijk.
Die enkele goede novellen geven dan wel eens hoop, dat belangrijker werk volgen zal. Voorloopig is die hoop beschaamd. Ook de belofte van sommige jongeren, dat prozawerk van enige omvang en betekenis van hen op komst was, is nog niet ingelost.
Ondertussen hebben de uitgevers Kok en Daamen beiden een boek uitgegeven, dat met waardering en belangstelling kan worden aangekondigd.
Daamen heeft in Vergezicht van Wilma een bundel novellen gegeven van niet geringe betekenis. De eerste schets Verrassing kan ik niet al te best waarderen, dat is een toon waar ik buiten blijf, die me sentimenteel aandoet; ik doe beter van dat verhaal af te blijven, want Wilma zal het wel niet zo ‘zoet’ bedoeld hebben, als het mij smaakt.
Maar Het sprookje van de gesluierde vrouw en alle volgende novellen zijn een rijk bezit. Italië en Voorbereiding, De muziek van de eeuwigheid is niet alleen knap, maar ook goed werk, schoon-en-goed. Ik vind dat al deze novellen van Wilma
op de eerste na staan op het peil van haar laatste romans, d.w.z. dat ze evenals deze mensen die de liefde Gods in zich dragen, zonder aarzeling herkent en ons in hen deze gave toont en meedeelt en dat in steeds helderder, rustiger vorm.
Toch las ik met nog meer belangstelling de Verhalen van van Eerbeek. Waarschijnlik omdat ik er met weinig verwachting aan begon en onder 't lezen me steeds scherper bewust werd, dat ik hier te doen had met een jong Christelik schrijver die kans heeft een van onze beste prozaïsten te worden.
Wat maakt deze schetsen belangrijk? Het zelfde wat De Schoolmeester van DorlandGa naar voetnoot1) tot één van de beste bijdragen uit de laatste jaren maakte: de wijze waarop het ons mogelik gemaakt wordt om volledig een ander te zijn. De hoofdpersoon in elke schets treedt in een deel van het verhaal zozeer naast zichzelf en ziet bij zichzelf naar binnen en praat als geïnteresseerde toeschouwer, maar tegelijk belanghebbende over zichzelf, dat wij ons volkomen kunnen verbeelden zelf die toeschouwer te zijn en daardoor mee belanghebbende te worden.
De eerste en de laatste schets - m.i. twee van de beste - tonen dit karakter het meest.
Ditzelfde vinden we ook in Wate Landeel, maar daar is ook nog iets anders, daar is iets in deze schets, dat ook van Wilma kon zijn en toch is het weer anders. Daar is in de overtuiging die ook Wilma's deel is en die we niet zouden willen ontkennen, want hebben we het niet ervaren? - dat, wanneer iemand deel heeft aan de Geest Gods, dat dan van hem iets uitstraalt, dat intuïtief door anderen als goddelik wordt herkend. En kon het ook niet van Wilma zijn, als Thomas Gods nabijheid heeft ervaren, dat dan een kind op een bekoorlike naïve wijze uiting geeft aan het weldadige dat allen van zijn nieuwe persoon ondervinden, door te vragen of Thomas haar die avond naar bed mag brengen?
Maar niet van Wilma is de wijze waarop hij dit kind beschrijft:
Het was een boerenkind, haar neusje was wat te klein, en de kin wat te kort, ze had heel dunne wenkbrauwen; wanneer een beeldhouwer zulk een gezicht had gemodelleerd, had hij zich er in doen kennen als sterke geest, die echter klei - of inspiratie - was tekort gekomen.
De laatste schets Gekozen is van enigszins andere sfeer, van iets anders milieu dan de overige verhalen. Dat ik deze schets zo goed noem, is voornamelik om de laatste helft, de wijze waarop, Jan Welleweert gericht over zichzelf en zijn meisje houdt en vooral de onverbiddelikheid, waarmee de schrijver voor een scheiding kiest, al zou Jan's slap karakter een zgn. bevredigende oplossing heel goed mogelik gemaakt hebben.
Natuurlik is het wel mogelik op zwakke plaatsen te wijzen, maar geen enkele schets is onbelangrijk; ik kan het lezen van deze Verhalen dringend aanbevelen.
- voetnoot1)
- D.A. Daamen's Uitgevers-Mij. N.V. (c.j.).
- voetnoot2)
- J.H. Kok N.V., Kampen. 1930.
- voetnoot1)
- Uit P.J. Risseeuw's laatste boek blijkt, dat M. Boss en J.K. v. Eerbeek één zijn.