Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 366] [p. 366] [Gedichten van Aldert Jongedorper] De zwerver door Aldert Jongedorper. Gevochten tegen woekerende vlammen 't gespannen lijf door rook geblaakt, waanzinnig tusschen opgeworpen dammen van vuur, de poovre mensch, verwond en naakt. Van vreugdevuren opgejaagd zchzelf een vloek en uitgebannen door Wie hem eens behaagd had in een onvervuld verlangen. Zoo keert zijn leven langs de wegen die 't eens gegaan heeft nooit terug. eens stierf de wereld aan den regen en dit keert nu in vuur terug. [pagina 367] [p. 367] De scheiding door Aldert Jongedorper. Voor Annie. Jij stond verstomd op de kade en ik was aan boord, tusschen ons was een teistrende schade: een blik slechts - geen woord. dan loeide gillend de stoomfluit een scheurende klacht, we gleden beiden den droom uit en nòg was het nacht.... [pagina 368] [p. 368] Rustplaats door Aldert Jongedorper. Voor Truus. Toen stond het bloed verheven op en zocht In vrijheid uit te breken En drong - waar het niet verder mocht - zich tot een angst, een noodzaak en een smeeken zóó groot dat het te sterven docht! Maar in de haven van je armen en aan het anker van je hart voer het in rust, je zachte zon bescheen het met een warm erbarmen zóó groot dat het niet sterven kòn.... Vorige Volgende