Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 365] [p. 365] De Griendwerker door H.M. van Randwijk. Gij man, die den vloek van den arbeid in uw lichaam en leden draagt, en die met zoo weinig tevreê zijt, en aan God 't schamel brood slechts vraagt, - met een ziel als ruwhout, als een kerkbank zoo arm, uw oogen en handen zijn koud, want het leven is vol, en de strijd is wel groot, maar niet warm. Waar het jagende leven der wereld verstomt, en de roep van de kraai en de ekster slechts komt, waar het donker der grienden uw lichaam verhult, en gij de wereld met het lied van uw hakslag vult, - met 't gezang van den wind in de takken rondom, hakt gij het ruischende leven om; En klinkt niet uw slag en de vallende bons als een smartkreet en vloek? Wij kerven het leven en het leven kerft ons! En als gij met knoestige handen, oud bij het smeulende vuur met uw boterham zit, ze moeilijk en stug tezamen vouwt, eerbiedig en vroom ‘Onze Vader’ bidt, - en als dan te avond uw arbeid gedaan, uw beenen vermoeid over de wereld gaan, gij krom en verwaaid als een knotwilg staat, en bij uw slechte tabak van Gods goedheid praat, - dan zingt door de grienden de wind alleen, maar ik bid door de donkerte en eenzaamheid heen, tot u de Litanie der zonderlinge zielen. Vorige Volgende