Opwaartsche Wegen. Jaargang 8
(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Roel Houwink
| |
[pagina 363]
| |
Is Houwink dan aan de gespletenheid voorbij? Zijn we dat ooit geheel hier in dit leven? Een leven zonder konflikt, zonder strijd, zonder worsteling met het eigen ik, een leven van de strengste zelfkastijding kan het ons niet geven. En de angst, de huivering om zich geheel te geven, Houwink is er nog niet aan voorbij. Maar het is niet meer de karakteristiek van zijn persoon. Hij weet de weg en hij gaat die ook, maar hij gaat die weg niet zonder angst, op een enkele plaats wil hij zelfs terug, hij wil een kind blijven, niet verder groeien, want hij weet het te goed dan moet hij aan zich zelf voorbij, zichzelf verliezen en het lijkt hem te zwaar. Maar als hij niet meer weet waarheen, dan weet hij de plaats waar troost te zoeken is; uit de strikken van de dood weet hij zich vrijgemaakt (31-33)Ga naar voetnoot1). Meer dan één van de jongeren leeft Roel Houwink zijn leven bewust; dat mag soms misschien remmend werken op de spontaniteit van zijn werk; het geeft er aan de andere kant een reële waarde aan. En een winst waar wij met stille schroom ons met de dichter in verheugen. |
|