Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 353] [p. 353] [Gedichten van A.J.D. van Oosten] Bedelwijfje door A.J.D. van Oosten Voor L.B. Achter de ramen van de zaal waar wij bij maaltijd en muziek neerzaten, stond zij theatraal geduldig en melancholiek. Een afgerichte treurigheid bedekte scherp haar oud gelaat, het masker dat zijn stilheid spreidt over een geest die list begaat. Snel - toen we uit onzen leeren mand gerezen opliepen naar straat - vroeg onbeschroomd haar leege hand te meten ons naar eigen maat. Hoe licht verwart het domme hart zich in zijn onberadenheid tusschen de volheid en het kwart van giften uit liefdadigheid - Het kind in ons verdrong den man en om haar moede lippen kwam de moedergoede glimlach van 't rondom ons roezend Rotterdam! [pagina 354] [p. 354] Klokkenluiden door A.J.D. van Oosten. De groote klokken honderd jaar geleden zij luidden zwaar over de kleine steden wij hoorden het en gingen ten gebede. Als bijgeval, en bijkans zonder reden vernemen nauwelijks uit de verte heden we zwak de klokken in de groote steden. En straks beluisteren we als merkwaardigheden in 't film-journaal uit oude en doode steden de klepelslagen van dit vreemd verleden. Vorige Volgende