| |
| |
| |
Boekbespreking.
Hou zee! Eerste Christelijk Jeugd-Jaarboek, onder redaktie van Q.A. de Ridder en P.J. Risseeuw. Uitgave van J.H. Kok N.V., Kampen 1930.
Behalve een opstel over aviatiek en een handleiding voor het maken van enkele aardige voorwerpen en knipplaatjes, bevat dit boek een tiental verhalen voor jongens (speciaal voor de meisjes is er maar één verhaal bij).
Een schets die zo voortreffelik is, dat ze ver boven de andere geprezen moet worden, is er niet bij, al proeft ieder dadelik, dat bv. v.d. Hulst het métier het best verstaat.
Het boek ziet er aardig uit, de illustraties zijn over het algemeen goed. De schetsen zijn aardig, zodat de algemene indruk gunstig is. Maar voortreffelik werk is er niet bij, behalve misschien in zijn soort Met Jaap in de duinen door G.P. Klijn. Als we onze eisen richten naar het beste wat er aan jeugdlektuur gegeven is en wordt, dan schiet dit boek te kort. Maar er staat toch heel wat in, dat verdiensten heeft.
Dat begint al met Katongoe. Dit zendingsverhaal van Ds. D.K. Wielenga is vlot en helder verteld, maar Katongoe blijft te veel op een afstand van ons; het is te weinig direkt verteld om te kunnen meeleven.
De sterke vader van v.d. Hulst is natuurlik voortreffelijk verteld en Kareltje's verdriet over zijn vader die niet zo sterk is als de vader van andere jongens, is van de Hulst zoals hij is in zijn beste ogenblikken. Het slot van het verhaal is te opzettelik, en te tendentieus; het gegeven wordt door de prachtige toepassing kapot gemaakt. De woorden van de burgemeester en ook van de jongens tot Kareltje hebben deze alleen ten pleiziere van v.d. Hulst gezegd. Het was toch al mooi genoeg, dat die brand zo net op tijd na dat jongensgesprek kwam, dat Kareltje's vader toen zo dapper was, en dat Kareltje dat alles van uit zijn raam kon zien, alsof het een voorstelling was, speciaal voor hem gearrangeerd, maar enfin. Als dat alles nu in afd. IV en V nog eens onderstreept moet worden, dan gaan we zo'n verhaaltje voelen als geschreven op bestelling en volgens een bepaald recept. Dan komt de wens op, dat v.d. Hulst maar wat minder goed kon schrijven, dan zou hij zich voor de konceptie meer tijd geven.
Meer dan een moeder van G. Ingwersen is het verhaal van Lousjettie, die denkt dat niemand van haar houdt dan moeder, en die sterft als ze twee jaar is. Tante Jo weet haar later te overtuigen, dat Jezus nog meer van haar houdt dan moeder. Het verteltalent van Juffrouw Ingwersen is middelmatig, en waarom moeten toch altijd de omstandigheden of het karakter zo abnormaal zijn? Alle slappe vertellingen hebben tot hoofdpersoon een jongen of meisje, dat erg ontevreden, erg koppig is, zich ongelukkig voelt, maar gelukkig is er een goede oom of - tante (vaders en moeders lukt het in deze boeken maar zelden iets van hun kinders te maken) en die brengt ze weer op de goede weg. Het verhaal van juffr. Ingwersen is niet slechter dan de meeste van deze soort.
Drie schoft ‘Oranje-boven’, door J. Lens is een levendig verteld stukje vaderlandsche geschiedenis.
Excelsior's eerste levensjaar van Q.A. de Ridder vind ik goed geslaagd, maar ik ben bang dat mijn voorkeur voor een deel zijn oorsprong heeft in het feit, dat ik de gebeurtenissen, in deze schets verhaald, enigszins van nabij heb meegemaakt in mijn schooljongensjaren te Middelburg. Zijn verteltalent schiet wel eens te kort, maar over het geheel zijn deze ‘ware gebeurtenissen’ toch levendig terugverteld.
| |
| |
Jongens van Stavast door Risseeuw kan op dezelfde manier worden gekarakteriseerd als dat van Lens. Ik meen, dat ik dit verhaal haast in dezelfde uitvoerigheid wel eens in een schoolboekje vroeger heb gelezen. Risseeuw heeft dat op vlotte manier nu ook nog eens verteld. Er is niets op tegen. Het is een aardig verhaal.
De zwemwedstrijd van M. van Kempen is aardig. Niet meer, maar vooral ook niet minder. Meer dan in de meeste van deze verhalen steekt hier een eigen vertelvaardigheid in. Van Kempen (een andere dan Van Kempen uit Opwaartsche Wegen) kon nog wel eens een goede jeugdschrijver worden.
Ik wil, door van Diemen de Jel geeft goed routinewerk te zien. De jongens zullen dit verhaal wel graag lezen. En v. Diemen de Jel kan er elke week wel een paar zo schrijven.
Dat Wapenaar zo'n goed jeugdverhaal schrijven kon, heb ik nooit geweten. Zijn Naar zee is een van de beste uit deze bundel.
Met Jaap in de duinen door G.P. Klijn is een zeer goed geschreven natuurhistoriese schets, uitstekend werk.
Maar De heldendaden van Wybo Gevert, door G.K. de Wilde is dit jeugdjaarboek onwaardig. Het is zo slecht, zo'n onzinnig bedenksel, dat ik niet begrijp hoe de redakteuren van dit jaarboek, dit hebben kunnen aanvaarden.
Voor een eerste poging om een jeugdjaarboek samen te stellen is dit boek geen onaardig resultaat. We wensen de samenstellers sukses met verdere pogingen.
v. H.
| |
Ranken, door C.L. van Till-Den Beer Poortugael. Amsterdam, P.N. van Kampen en Zoon, 1930.
Juist van de reis terug Mevrouw, goed weer gehad, en veel verzen geschreven? Ja, Venetië, Florence, Lugano, San Gimignano en Hoek van Holland zullen natuurlijk vele grootsche, machtige en massale inspiraties in uw gevoelige ziel verwekt hebben. Het is toch wel heerlijk zoo in een auto naar den vreemde, naar het land van zeer schoone verbeelding te kunnen snellen en daarvan te zingen, te juichen, te jubelen, te snikken en in hoogste extaze van verrukking te bazelen van ontroering. U voelt dan zoo vele golvingen door uw heele ‘Zijn’ gaan en dan moeten die golvingen er uit, 't zij wat het kost. En dat kost niet zoo heel veel. Slechts wat papier en drukkosten voor de uitrusting van een bundel.
Maar om op die golvingen terug te komen. Het eerste vers dat als een soort inleiding mag beschouwd worden is een machtig symbool van de golverigheid van den ganschen bundel. Ik had hem dan ook maar zoo genoemd mevrouw, naar dit eerste vers, ‘Golvingen’; ‘Ranken’ is wat gevaarlijk, daar behoef je maar een letter, een krakende letter voor te zetten en dan krijg je een ziek woord.
Ik wilde dan het slot van uw eerste vers overschrijven:
‘Dan golven geluiden van diepste gedachten
In stuwende kracht en roependen geest -
En weetloos zing ik de extase-accoorden
Ik had als ik u was geweest, die accoorden maar in die neev'len gelaten mevrouwtje.
In ‘De Wachtende’ geeft u een voetnoot. Daar staat: ‘Naar waarheid beschreven.’
Dank u Mevrouw, maar eerlijk hoor, als u dat er niet bij gevoegd had, dan had ik het vast niet geloofd, en nog, ondanks die voetnoot twijfel ik aan de waarheid, zonde dat ik 't zeggen durf. Ik wilde heel voorzichtig opmerken dat het vers niet erg van die waarheid overtuigt, neen niet overtuigt, daarom is het wel goed dat u die noot er bij gegeven hebt, misschien loopt er nu nog een argelooze in en gelooft u.
Maar in dat Lentelied wil u toeven in de Oer-vrije en blije natuur. Dat oer, is een geweldig woord Mevrouw veel te groot voor u. Je praat van oer-woud een oer-tijd, maar oer-vrije natuur neen Mevrouwtje dat maakt de boel topzwaar, en dan zoo'n leutig kinderlijk lenteversje, waarin
| |
| |
u naar die onuitstaanbare eeuwige bruisende, kabbelende en in argelooze pret babbelende beekjes luistert, en daar wilt u zoo tusschen om en nabij als een klein vogeltje fladd'ren. O, Mevrouw ik zie u al.
En in die Djiguiten-kozakken laat u de paarden met de hoeven over den grond klotsen als een wervelwind. Maar dat hebt u misgezien Mevrouw, dat kan niet, een wervelwind klotst nou eenmaal niet met hoeven over den grond.
Het gedichtje ‘Brugge’ heeft mij aanvankelijk zeer getroffen. Ik ben geneigd dit het beste vers uit den geheelen bundel te vinden. Vooral het eerste couplet is niet onaardig, ook het laatste is goed. De rest had u echter wel weg kunnen laten, en omdat het eerste en het laatste vers eender luiden had u ook kunnen volstaan met de eerste strophe alleeen te scheppen. Overigens is dit een goed vers. Voorts is het opsommen van al de kostbare bijzonderheden in het vers ‘Venetië in Vogelvlucht’, virtuoos, het blijft echter een vogelvlucht, zonder Venetië. U maakt van deze prachtige stad een byouterie kistje waarin alle schatten overhoop liggen. Maar wat zijn Alabasteren zuilen? Allemaal gebarsten zuilen, misschien? Gaarne had ik bij ‘De Witte Stieren’ nog enkele nadere verklaringen. Mag ik misschien bij voorbaat enkele bescheidene veronderstellingen maken. Het begint dan:
Als marmeren beelden staan daar de stieren
Volmaakt en stramrecht, onbeweeglijk en fier,
Doorschijnend de huid en effen en glanzend,
Smetloos room-wit, als een heilig rein dier.
Nu wilde ik zoo graag weten ‘waar’ die stieren staan. U zegt ‘daar staan de stieren’, maar waar is dat ergens. Ook staan ze onbeweeglijk. Ja dat klopt, 't is toch een standbeeld niet waar, en dan smetloos room-wit? Wat u zegt, en dan precies zoo als een heilig rein dier. Ja dat is logisch, daar krijg je geen speld tusschen. Alleen is de roomkleur ietwat gelig tenzij u slagroom bedoelt. Dan laat u via hun wijd-aandachtig gespannen neusgaten en nobel en sereen voorhoofd (nou dat hèbben stieren) en rijzende ranke, hooggaande horens, (hoe hoog, zoo hoog of zoo) de stieren een beetje kuieren. Want:
Zoo staan zij, tot langzaam droomend zij treden
Met slependen tred en peinzend vooruit,
De beelden als marmer over heuvels verdwijnen
Den weg naar den einder, ver naar 't Zuid.
Het is erg vreemd, heel erg vreemd Mevrouwtje.
Ook ‘de Toren’ is bepaald treffend vooral de slotstrophe.
Dat ‘Zijn’ tusschen aanhalingsteekens doet het goed Mevrouw, dat is voorwaar een edele vondst, ook wordt uw bedoeling steeds duidelijker, en als die nevel en mist er niet waren was het een bepaald helder vers.
Maar bij de ‘Twee dooden’ heb ik, ja ik wil het u eerlijk bekennen hoor, heb ik gelachen, o het was bar zooals ik gegierd heb. Luister toch eens Mevrouwtje:
Er is één gestorven: demp de lampen,
Sla héél stil de oogen neer:
Vang de droefheid met uw smeeken;
Voel met ons de atmospheer,
....................................
....................................
| |
| |
Waarmede zal ik die lamp dempen mevrouw, met een zak zand of zoo iets? Voorts heb ik héél stil mijn oogen neergeslagen, zoo stil dat niemand het hoorde. Gisteren lukte me dat niet, neen, toen maakten die dingen een lawaai als een pistoolschot. Ook ben ik op slag die atmospheer met u gaan voelen, maar ik ben er geen spat wijzer van geworden. Het geheim van die kunst is zeker bewaard gebleven in die twee rijen stippeltjes.
Maar de Woestijn, Mevrouw. Dat is nog eens wat.
Vier strophen heeft het vers, en elk begint met driemaal het woord zand.
Maar als u het nu eens zóó deed, dan zou de Woestijn suggestie toch beter zijn:
Zand, zand, allemaal zand,
Zanderig zand en nog er eens zand,
Zanderig land en landerig zand,
Te drommel waar ben ik vandaag toch beland.
Op m'n woord, Mevrouw, dat is, nou ja.... zand er over.
Nog heeft u een vers ‘Waanzin’. Juist, een uitstekende titel voor dit vers. Het in complete waanzin. Het is een vreeslijk onzinnigheidje en u solt hier schandalig met God en groote woorden waar u de beteekenis niet voldoende van kent. Dit maakt de waanzin nog ernstiger.
Hier zijn de twee laatste strophen:
O, God, Gij Rots, Gij Grenzenlooze,
Gij Macht, die niet te stuiten zijt,
Gij, die omvat het gansche leven,
Gij, Die niet meet de zonde en tijd,
Gij, Die zijt de Ongewordene,
Het Wondre, diepe Oer-Princiep,
Die met Uw vuist de zeeën vasthoudt
En grootsch den mensch in 't leven riep;
O, God, ontvouw Uw machtge handen
En breidel dien ontvoogden geest,
Verlicht de troeble, zieke oogen
En 't stuurloos, dwaze denken 't meest,
Ontbind, en bouw naar Uw begeeren
En wijs een weg naar 't klare licht;
Ik weet: er is geen wilde waanzin
Die niet voor U, Potentie, zwicht.
Dit is apekletskool.
Ik sluit met uw Meditatie Mevrouw:
'k Wou hoog, geluidloos stijgen
Met héél mijn hart, o Heer,
Mijzelf geheel ontleedgen
Goed zoo, Mevrouw ontledig u rustig, maar doe dat niet ter eer van God, geef dan liever een vloek.
Wonderolie is werkelijk een goed, een voortreffelijk middel voor een ziektegeval als waaraan u lijdende is. Een lepel per uur en dat 24 uur volhouden zal wel voldoende zijn. Misschien is uw dichtader dan meteen ontledigd. Anders maar doorgaan met de wonderolie. Want heusch die moet leeg wil u weer een gezond mensch worden. Het zou een zegen zijn voor u, als voor de lezers, die u met een vroom smoesje en deze machtelooze zielige rommel totaal verstoppen wilt.
Overpeins voorts de woorden van Lamartine: ‘God wil kunst van ons.’
Jan H. de Groot.
| |
| |
| |
Van dialect tot schrijftaal. Rede door Dr. W. van der Gaaf. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag. 1930.
Bij de aanvaarding van zijn hoogleraarsambt aan de Amsterdamse universiteit heeft Dr. v.d. Gaaf deze rede uitgesproken, die tot onderwerp heeft het ontstaan van een standaardengels na een tijdperk waar de dialekten gelijkwaardig naast elkaar staan. Een onderzoek als dit is misschien nergens zo bezwaarlik als in Engeland. Dat deze rede enkele van de kwesties die aan dit onderzoek vastzitten en de bij dit onderzoek gevolgde metodes krities beziet, is de waarde van deze ambtelike oratie.
v. H.
| |
De grond der zedelijkheid, door Dr. W.J. Aalders. Bij J.B. Wolters' U.M. Groningen, Den Haag 1930.
Prof. Aalders heeft over de ethiek een even knap en degelik werk geschreven als zijn vorig boek over de mystiek. Het prettige van zijn boeken is, dat hij een blik in de werkkamer gunt en zo onder de redenering en afweging der argumenten het ontstaan van zijn konklusies doet verstaan. De toon mag daardoor wat docerend zijn, een weinig geschoolde lezer wordt daardoor het lezen wel zeer vergemakkelikt. Deze werkwijze leidt wel tot een dikker, maar toch ook tot een duideliker boek dan een apodiktiese schrijfwijze.
Dit tijdschrift laat niet toe in te gaan op de vele kwesties die in dit werk aan de orde gesteld worden. Daarom alleen één vraag. In het hoofdstuk over ‘esthetisch intuïtivisme’ wordt de ongewijde biecht van Goethe in de vorm van een kunstwerk veroordeeld. Inderdaad kan hier de schijn de werkelikheid vervangen, zoals voor velen met de verklaring der zonde ook het schuldbesef verdwenen is. Een kunstwerk als bovenbedoeld wordt geschreven onder de last van drukkend schuldbesef als antwoord op de vraag: hoe kon ik daartoe komen. Het is een zelfbeschouwing die tot zelf begrijpen en zo soms tot vergeven en vergoeliken en vergeten werd. Maar dat hoeft niet. Voor hoevelen is er hogere bewustwording gevolgd op een dergelik zelfgericht? Is het niet dikwijls een poging om volkomen objektief, eerlik tegenover zichzelf te gaan staan? In dit licht zie ik b.v. om bij een tijdgenoot te blijven een bundel als Doodendansen van Jan Eekhout, die zich hiermee de twijfel en de vertwijfeling uit het lijf schreef.
v. H.
| |
Waar Jezus leefde, door Dr. Jos. Keulers, 2e druk. J.J. Romen & Zonen, Roermond. 1930.
Dr. Keulers maakte ongeveer dezelfde reis als Dr. Stegenga en beschreef die reis als katholiek. Dat er in katholieke kringen voor dergelike reisbeschrijvingen al evenveel belangstelling is als bij ons, moge blijken uit het feit, dat dit boek in twee maanden tijds aan zijn 5de duizendtal toe is.
v. H.
| |
Hoe de dieren spreken, van W.J. Long, vertaald door Cilia Stoffel. Rotterdam MCMXXX. N.V.W.L. & J. Brusse's Uitgeversmaatschappij.
Een van de aardigste boeken van Long.
v. H.
| |
Tot afscheid, door L. Simons. Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam.
De leider van de W.B. heeft bij zijn afscheid enkele opstellen laten herdrukken. Een enkele voordracht is er aan toegevoegd. Een boekje dat zijn lage prijs dubbel waard is.
v. H.
| |
| |
| |
Zomerzon. Versjes voor Kleuters, door Jan H. de Groot. P. Noordhoff N.V., - 1930 - Groningen.
Adama van Scheltema schreef eens De zeven wilgen voor een kinderprentenboekje en Jan Musch amuseerde er een schouwburgzaal mee. Omgekeerd is het een goed idee geweest een stuk of 20 van Jan de Groot's leutige gedichtjes bijeen te brengen voor onze kleuters. Een goedgeschreven kindergedichtje is voor alle leeftijden. Het publiek van Opw. Wegen vond Jan's versjes niet te flauw; een veraesthetiseerd konferentiepubliek wou er tot in de nacht naar luisteren; de kleine jongens en meisjes zullen er minstens evenveel pleizier bij hebben. De leuke illustraties van Adri Alindo zullen er het hunne bij doen.
v. H.
| |
Henricus Leo, Een Remonstrantsch-Gereformeerd Predikant (± 1575-1648) door F.S. Knipscheer. MCMXXIX. N.V. Uitgeversmaatschappij ‘De Tijdstroom’, Huis ter Heide (U).
Deze met grote nauwgezetheid geschreven kerkhistoriese studie is een verdienstelike bijdrage tot het verstaan van een merkwaardige periode uit onze kerkgeschiedenis. Leo is een veel gesmade figuur, omdat hij de schijn tegen zich had een overloper te zijn uit praktiese overwegingen. De schrijver toont aan, dat edeler motieven hem dreven.
v. H.
| |
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc. Uitgegeven door Dr. H.J.E. Endepols. Lyceum-Herdrukken IX. Bij J.B. Wolters' Uitgevers-Maatschappij N.V. Groningen, Den Haag, 1930.
Deze 2de druk is niet een gewone herdruk, maar door toevoeging en wijziging een veel verbeterde uitgave. De taalkundige toelichting is veel verbeterd, en de Inleiding is o.a. verrijkt door het door Dr. Burssens ontdekte eksempel, dat veel overeenkomst vertoont met een deel van de Elckerlijc. Ook zijn nog enkele nieuwe platen toegevoegd.
v. H.
| |
Tweede zending Evangelisatiebibliotheek 1930. Blinde Hendrik, De gelijkenis van den verloren zoon, Kan het bestaan van God worden bewezen? Zestien traktaten, vier en twintig kaarten.
Het eenvoudige werk van de E.B. heeft mijn sympatie. Alleen vraagt men zich af of een van alle smaak gespeende uitgave als die van de verloren zoon wel enig nut kan doen. Ik weet natuurlik niet of een andere werkwijze dat finantieel verantwoord zou zijn. Maar ik geloof, dat het zoo nuttig zou zijn, als iemand met modern-typografiese zin eens wat nieuws bracht op dit gebied. Ik weet wel, dat het maar uiterlik is, maar het is niet goed, dat deze dingen er zo hopeloos ouwerwets uitzien.
Blinde Hendrik is een eenvoudig maar goed verteld verhaal over wat een zegen een goede blindeninrichting zijn kan voor een blind kind. Hoogstens zou men de bedenking kunnen maken, dat het met wel wat luchthartig optimisme geschreven is. Niet ieder kan zo aanvaarden, niet ieder heeft Hendrik's vlug verstand en muzikale aanleg. Zodat menige instituutsjongen een minder mooie geschiedenis zou kunnen vertellen. Maar toch is het een goed boekje, zonder opdringerigheid geschreven, dat tot de beste lektuur van de E.B. behoort.
v. H.
|
|