Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] Achab door G.J. Peelen. 1 Kon. 18:38-40. Nog wonden mij die brandend' oogen van dien beroerder Isrels, dien Thisbiet Elia. Wáár was Baäls alvermogen toen hem Obadja's list in 't leven liet? Nog zien m'n oogen niet dan vlammend rood: Jehova's hemelvuur, dat sissend lekte omlaag en 't al verslond; hoe angstig groot is wel Elia's macht? want dit verwekte toch zíjn gebed! Maar waar was Baäl dan toen ongestraft die felle priester van Jahwé zijn dienaars slachten deed en 't bloed den Kison roodde'als Karmel d'altaargloed? 't Verdwaasde volk gaf zich verbluft gewonnen en tergend klonk hun kreet: de Héér is God! vergetend maandenlange druk begonnen z'in reien te dansen! Baäl, stout bespot en grof gehoond liet gij dit alles toe? [pagina 308] [p. 308] 1 Kon. 18:41, en 44b. Wat kende die vervloekte priester goed het hong'rig volk toen hij, vol zekerheid bij strakke lucht hun regen weer beloofde, nog vóór 't gebed! Die guichlarij geloofde ik niet! 'k Belachte zijn vermetelheid: De volksgunst ras gewonnen zou bij 't falen nog gauwer weer verloren zijn; zou hij wat Baäl niet vermocht, bij 't wolkvrij stralen der zon, vermogen door zijn tooverij? Een hooger macht sprak uit zijn oogen, toen hij trotsch gebood m'n wagen aan te spannen. Ik wilde niet, maar machtloos moèst ik doen wat hij beval, al lustte 't mij m'n mannen te dwingen hem te dooden als een hond! Waarom hielp Baäl niet z'n knecht die stond'? [pagina 309] [p. 309] 1 Kon. 18:45, 46. Nog steeds doet d'angst mij huiv'ren om het wonder hoe plots de zon verduisterd werd, door lucht van wind en wolken angstig zwart; de donder mengde zijn gedreun met 't bruisgerucht der open hemelsluizen; hoè m'n paarden joegen, schuw de koppen neergebogen om vuur'ge bliksemschicht t'ontloopen, d'oogen des priesters volgden fonk'lend mij, en staarden me tergend aan. Ik kòn m'n blik niet wenden! Hoe woest 't gespan ik sloeg, hij won te voet; het spokig wit profetenkleed, ter lenden opgeschort zag rood van 't priesterbloed! ‘Help Baäl, red!’.... Elia's hoongelach was 't antwoord: ‘ziet ge wat Jahwè vermag?’ Vorige Volgende