Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] Gaan in verblinding door Leo van Breen. Gaan in verblinding vele uren samen, Eéns roept met dwang een helder ogenblik; Steden verschroeien, landen schromplen samen. En uit de chaos rijst het nieuwe Ik. Het ziet de wereld als een donkre val die leed en zorg en droefnis houdt besloten; De mens, met ergernissen volgegoten, Volgt willoos leefdrift als vazal. In blindlings hunkren naar een vederlicht zich overgeven in beminde armen; Maar eigenliefde kan het hart niet warmen, Elke omhelzing slaat een wereld dicht. Blijft nog de nacht, die soms een goedertieren glimlachen is, die 't moe en onvoldaan hunkeren langs der dromen pad doet gaan, Om zich ver van het aardse glansrijk uit te vieren, Maar in 't ontwaken huilend samenbreekt. Moe staren voze ogen naar der klokken sluipende wijzers en verbeten wrokken blijft bij als pijnlik vuur dat tergend leekt door het kordon der stugge arbeidsuren O mens waar is Uw hart dat gillend breekt; Waar is de gouden gloed der heiligende vuren? Vorige Volgende