Opwaartsche Wegen. Jaargang 8(1930-1931)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Het kalf door Jan H. de Groot. Zijn stompe knobbelpooten zijn te lang om het gedeukte lijf in evenwicht te dragen. Een bulken gulpt mistroostig langs de meidoornhagen: ‘Ik ben voor alle vier mijn pooten bang’. Een bronzen bromvlieg drinkt zich rustig zat in 'n ooghoek en het oog staat vreeslijk scheel te kijken. Het peinst aandachtig hoe den lastpost weg te strijken. De staart is veel te kort en vies en nat. De kop gerekt, de oogen draaien rond 't wit voor. Dan plots een ruk omhoog, schichtige stooten. Het kalf vliegt wild opzij en springt met al zijn pooten, mal, schots en scheef van 't drassig stukje grond En rent, en loopt en staat ontsteld weer stijf en stil, en kijkt verschrikt om naar de verre hagen. Het stuntelt naar zijn moeder om zijn nood te klagen. En steekt zijn kop onder haar zware lijf. Vorige Volgende