Opwaartsche Wegen. Jaargang 7
(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |
Iets over den roman van het huwelijksprobleem
| |
[pagina 504]
| |
in zijn verwringing van het probleem afvoer van den eenig juisten weg naar de oplossing en ten tweede leert ze, dat de waardij van dezen roman als kunstuiting gering is; die valt grootendeels aan zijn tendentieus karakter ten offer. Daarom kunnen er wel elementen van literaire beteekenis blijven: het tijdspiegelende, de techniek, de analyse, e.d., maar het eigenlijke, het wezenlijke voor literaire waarde ontbreekt. En het sensationeele gaat overheerschen. Want de onroering, die de tendentieuze roman wekt is geen kunstontroering, geen effect van het eeuwigmenschelijke in de menschenziel, maar verontwaardiging, op verstandelijke overwegingen gegronde antipathie. Dat tendentieuze, dat den roman als kunstuiting oordeelt, maakt hem vervolgens onwaar en ook dat is beslissend over zijn waardij. Onwaar is het, als hij de schuld van alle misère, die hij teekent, schuift op het huwelijk als instituut. Want - uit de voorbeelden die we gaven bleek het overtuigend - die schuld ligt niet in het huwelijk, ligt niet in het irrationeele der gebondenheid, maar bij de menschen zelf. Het individueel begeeren, bestaanden verhoudingen ten spijt, veroorzaakt telkens de conflicten. Onwaar is ook de voorstelling van de menschen in het geding. Als de roman het doet voorkomen, alsof de getrouwde vrouw, die een anderen man begeert, maar op grond van het huwelijksfeit blijft bij haar echtgenoot, trouw is; als hij sympathie en medelijden wekt voor degene, die haar eigen zin volgt en daardoor moreel verongelukt, als hij den man die zich uitleven wil tot een lijdensfiguur maakt en de moeilijke keuze tot een onredelijkheid - dan is hij door en in dat alles onwaar. En dat, wijl hij hier tot liefde verheft, wat geen liefde is, maar zinnelijkheid. Tendentieus en onwaarachtig is alzoo de roman van het huwelijksprobleem en dat strijkt het vonnis over zijn waarde èn uit literair èn uit ethisch-sociaal oogpunt.Ga naar voetnoot1) Daarmee gaat vanzelf de waardebepaling over in waardeeringsoordeel. Want wat uit ethisch-sociaal oogpunt geen waarde heeft, kan ook onze waardeering niet hebben; scherper, maar preciezer gezegd, dat is verwerpelijk. De tendenz der autonomie, zooals die altijd weer van onder den schijn van objectief verhalen voor den dag komt, beteekent èn ethisch èn maatschappelijk een gevaar. En dat gevaar is te grooter, omdat het door de verwringing van het probleem niet onmiddellijk als zoodanig wordt opgemerkt. Het standpunt, waarop de roman zich stelt, daarmee tegemoet komend aan het moderne denken, beteekent metterdaad een ondermijning: een ondermijning van het gezag dat over het persoonlijk zedelijk leven krachtens Godsordinantie is gesteld, maar ook van het gezag, waarop de samenleving, de maatschappelijke orde rust. In zijn verzet tegen het huwelijk op gronden van recht en billijkheid ondergraaft de roman de rechtspositie van den | |
[pagina 505]
| |
mensch, die juist in het huwelijk met zijn institutair karakter haar hechtsten steun vindt. Met voor de vrouw het recht van persoonlijke vrijheid in haar liefdeleven op te vorderen ontneemt hij haar de vastigheid van haar natuurlijke bescherming, die in het huwelijk gelegen is; met voor den man den eisch tot zelfbeschikking te stellen, wrikt hij los het besef van den plicht, die hem bij Goddelijke beschikking is opgelegd. En in zijn pleiten voor een levensbestemming, naar eigen, vrije keuze en individueel begeeren (ook al gaat dat in tegen wat normatief is) voor man en vrouw beiden, tast hij aan het gezin, dat van geheel de maatschappelijke constructie de eigenlijke fundeering is. Dáárom is deze roman èn ethisch èn sociaal volkomen verwerpelijk en dat sluit weer in, dat wie uit de christelijke overtuiging leeft, zich zooveel hij kan tegen zijn verderfelijken invloed moet te weer stellen. Want als we dezen roman toetsen aan het christelijk levensbeginsel, blijkt hij in zijn mentaliteit daaraan rechtdraads tegenovergesteld. Reeds is hij geoordeeld in zijn onwaarachtigheid op zichzelf, want die beteekent een speculatie op de zondige neigingen van het weerspannige menschenhart, maar vooral is de strekking van dat, waarin hij onwaarachtig is. Die strekking is - we zeiden het reeds in 't vooraf gaande - een bestrijden van het huwelijk, omdat dit een band slaat om de bewegingsvrijheid van den mensch. Maar die band is juist de door God gewilde eigenschap van het huwelijk, gelijk blijkt uit de uiteenzetting, die Christus zelf in Mattheus 19 aan de Farizeën geeft. Niet als een knelling, gelijk de autonoom-willende moderniteit ervan maakt, maar als een onmisbaarheid, opdat man en vrouw beiden in staat zouden zijn elkander trouw te helpen (zooals het huwelijks-formulier de eerste oorzaak van de instelling des huwelijks onder woorden brengt) en bij te staan in alle dingen, die tot het tijdelijke en eeuwige leven behooren. En ook, opdat uit de tweeheid van zijn de werkelijke eenheid van leven zou resulteeren. Indien er niet was die band, die de vrouw verplicht tot de gehoorzaamheid welke Gods Woord van haar verlangt en den man tot een beschermen van en eere-geven aan de vrouw, dan zou nimmer die organische eenheid kunnen ontstaan, die God als een zegen over den mensch heeft beschikt: als een zegen, want het is die eenheid alleen, die in den weg van het monogame, voor het leven durende huwelijk, man en vrouw beiden het echte, in en door de liefde rijke levensgeluk brengen kan. Wanneer dus de roman dien band voorstelt als irrationeel, tast hij aan wat naar Gods wil, gelijk de Schrift leert, het wezen is van het huwelijk. En als hij het huwelijk zelf maakt tot een conventie, tot een dooden vorm, een bedenksel van verouderde begrippen en niet meer bij den autonomen mensch van dezen tijd passende inzichten, besmeurt hij, wat voor ieder, die zich buigt onder de majesteit van Gods Wet, goddelijk instituut is en onvoorwaardelijk te eerbiedigen. 't Is hier niet een quaestie van meer of minder, gelijk de schoone schijn van den roman zou kunnen doen vermoeden, maar een niet te verzoenen tegenstelling, die dan ook den christen geen enkele mogelijkheid van waardeering laat. Want ook | |
[pagina 506]
| |
bij erkenning van een huwelijksvraagstuk met onderscheiden moeilijkheden, die voortvloeien uit de ontwikkeling der moderne verhoudingen, staat voor hem het huwelijk als institutum onaangevochten. Bovendien - en ook dat is belangrijk genoeg om het hier op te merken - met zich op dit standpunt te stellen verlaat de roman alle idealistisch denken in het cultuur-historisch leven der menschheid in het algemeen. En daarmee laat hij tengevolge van zijn onmatig individualisme een der hoogste levensrealiteiten van den mensch los. Het huwelijk is naar zijn idee en zijn natuur een sacramenteele verhouding, een mysterie en dus symbolische afbeelding van een daaraan voorafgaande metaphysische werkelijkheid. Idealisme zoowel als geschiedenis openbaren dan ook het huwelijk altijd weer in zijn durende monogame verhouding. Voorts ook komt de roman met het christelijk belijden in strijd, als hij de verantwoordelijkheid van den mensch afschuift op het huwelijk en dat aansprakelijk stelt voor wat voortvloeit uit het eigenmachtig doen der menschen. Immers, het christelijk belijden, ook ten dezen zich weer richtend naar Gods Woord, zet over de heele levenslinie de menschelijke verantwoordelijkheid voorop. In zijn erkenning van den mensch als redelijk-zedelijk wezen, ligt opgesloten dat deze mensch in zijn vrijheid aansprakelijk is voor wat hij doet, dat wil dus zeggen, dat hij daarvoor zelf de verantwoordelijkheid draagt en ook tegenover God verantwoordelijk blijft. 't Is bekend genoeg, dat de christelijke kerk te allen tijde in deze zelfverantwoordelijkheid van den mensch een der grondwaarheden heeft gezien en haar als een levensprincipe tegenover allerlei andersluidende opvatting heeft gehandhaafd. Daarom behoeft het wel geen nader betoog, dat de roman, als hij die verantwoordelijkheid afschuift van den mensch, een standpunt inneemt, dat met het christelijk belijden volkomen in strijd is en ook uit dien hoofde voor den christen niet te aanvaarden is. Maar vooral is hij verwerpelijk, als hij in zijn verwringing van zinnelijkheid tot liefde een, zij het dan verkapt, pleidooi voert voor een zinnenleven naar eigen vrij en ongebonden begeeren. Dat druischt vierkant in tegen de Wet Gods, zooals die elken mensch is gesteld, onafhankelijk van huwelijksfeit en huwelijkstrouw; dat is een ondermijning van de hoogste zedewet, die zonder restrictie over den mensch is gezet en beteekent een propageeren van wat zonde is voor God. In deze laatste woorden kunnen we als samenvatten wat de uitkomst is, als we den roman van het huwelijksprobleem zien in het licht der christelijke levensovertuiging: heel zijn houding beteekent een propageeren van wat zonde is voor God. En dat beslist dan ook onvoorwaardelijk over ònze houding tegenover hem: die moet wezen en kan niet anders zijn dan: afwijzend. Want wat hij aan niet te loochenen aesthetische qualiteiten bezit blijft ten aanzien van de vraag der waardeering geheel secundair, waar ethisch-religieus zulke ernstige bezwaren tegen hen rijzen. | |
[pagina 507]
| |
Zoo komen we als vrucht van onze overweging betreffende de waarde en de mogelijkheid van waardeering tot de slotsom, dat de roman van het huwelijksprobleem uit literair èn uit ethisch-sociaal en -religieus oogpunt verwerpelijk is. En zien we dàn op zijn invloed, op het feit, dat hij met name de voorlichter is van het groote publiek omtrent deze quaestie en op den aanhang, dien hij vindt, dank zij zijn vele eigenschappen, dan kunnen we hem niet anders noemen dan een zeer gevaarlijken infectans van den tijd en moeten we zeggen, dat de behandeling van het huwelijksprobleem in de literatuur een der voornaamste oorzaken is van de moeilijkheden, die dit probleem inhoudt voor het moderne geslacht.
Nu is er nog één ding. Er zijn romans van het huwelijksprobleem, die niet, als de meeste, het probleem verwringen tot een vraagstuk van recht tegenover dwang, en niet met idealiseering van menschen en verhoudingen een schijn van objectiviteit zich weten te geven, maar die het sexueel begeeren als drijfveer van alle doen aanvaarden en de sexueele quaestie als de moeilijkheid zien van het huwelijksprobleem. Ten voorbeeld noemen we ‘De Zondaar’ van Alie Smeding en ‘Doolhof’ van Agnes Maas van der Moer. Om begrijpelijke redenen laten we een uitvoerige analyse, zooals we in de voorafgaande artikelen van de andere romans gaven, achterwege: we bespreken alleen ‘het geval’, dat ze aan de orde stellen. In ‘De Zondaar’ is dat de misère van den in zijn huwelijk teleurgestelden echtgenoot. Door het koele en cynische van zijn vrouw, die uit egoïstisch luxe-begeeren het moederschap niet wil en daarom physisch en psychisch zich tegenover hem zeer gereserveerd houdt, brengt het huwelijk hem niet de vervulling van zijn sexueel begeeren. In langzame verglijding en niet dan na innerlijken strijd komt hij er dan toe die bevrediging in buitenechtelijke gemeenschap te zoeken, met het gevolg, dat zijn leven àl ellendiger wordt. Want eenerzijds vervullen de consequenties van zijn verheimelijkt zinnenleven hem, die een intellectueel en cultureel man is, met weerzin, aan den anderen kant kan hij het drijven der opgewekte en te lang betoomde sexualiteit niet weerstaan. En dan ook wordt de verwijdering tusschen hem en zijn vrouw steeds grooter, omdat hij haar in woorden en gedachten de schuld geeft van zijn moreelen val, zij van haar kant iets vermoedt van wat er gaande is. Ellende dus in en door de binding van twee geheel discongruente naturen met, als vanzelfsprekende reactie bij den lezer de vraag naar de rechtmatigheid van die binding en derhalve precies het probleem. Maar dan nu zuiver gesteld: als de quaestie der verhouding van de sexueele tweeheid in het monogame huwelijk. ‘Doolhof,’ de andere roman, is een roman van het vrouwenvraagstuk, inzooverre het als hoofdinhoud heeft de analyse in het zieleleven van vier sociaal werkende jonge vrouwen: een advokate, een verpleegster, een leerares en een onderwijzeres. | |
[pagina 508]
| |
Maar evenzeer is hij roman van het huwelijksprobleem, aangezien hij doet uitkomen, hoe ze allen het niet-getrouwd zijn als een gemis in hun leven gevoelen, een gemis aan liefde en warmte, maar vooral ook aan vervulling van het lichamelijk verlangen. Jo, de verpleegster, zegt het, als ze over een der anderen spreekt: ‘wat ze noodig heeft is geen ideaal, het is een man. Ze zeggen natuurlijk allemaal: kinderen, maar au fond is het de man, maar dat durven ze niet te zeggen, dat klinkt niet zoo fatsoenlijk.... Eerlijk zijn, als we eens allemaal eerlijk tegen mekaar waren, wat zou er dan niet voor den dag komen, maar dan was je ook niet zoo eenzaam.’ En even verder zegt ze: ‘....gevallen vrouwen, ik heb ze verpleegd.... en hoe vaak heb ik dan niet gedacht: 'k wou dat ik óók kon vallen, maar wie helpt er me mee?’ Wat zij, een ietwat rauwe klant, met ronde woorden beweert, leeft en wroet in de gedachtenwereld der anderen, zooals in zeer breede ontleding wordt weergegeven, drijft dezen zelfs tot bijkans hysterische excessen. Weer het probleem dus, en dan - al staat de positie dan andersom bij het vorige geval - weer met den sexueelen nood als kern. Ook zonder verdere aanwijzingen zal het duidelijk zijn, dat we hier inderdaad hebben twee proeven van den ‘buitengewonen’ roman van het huwelijksprobleem, dien, waarin de sexueele vraag als de moeilijkheid wordt gezien. En nu is het zeer merkwaardige dit: In onderscheiding van al de in het voorafgaande genoemde voorbeelden zijn deze romans waar. Ze verdraaien en verwringen het probleem niet, maar stellen het precies zooals het is. Ze bestrijden het huwelijk niet, want ze hebben geen tendenz. Ze voeren niet een verkapte propaganda voor de autonomie van den mensch, want ze handelen niet over het zelfbestemmingsrecht. Ze zijn alleen maar vertellers over en ontleders van levensrealiteit, nu in werkelijkheid objectief. Ze zijn dus als romans over het huwelijksprobleem beter dan de andere, ze zijn eigenlijk de romans over dat probleem! En - zij zijn nu in hun waar-zijn volkomen onaannemelijk. De realistiek, de uiteraard helle realistiek van hun onomwonden, onverholen werkelijkheidsbeschrijving wordt terecht gevoeld als een stuitend zwart-op-wit zetten van dingen, waar men niet over praat. De critiek op deze boeken is dan ook heel heftig geweest en alom heeft de pers heftige verontwaardiging geuit over zooveel decadentie in de literatuur. Men heeft deze boeken pervers genoemd en ze als literaire pornografie bestempeld. Dit nu is in het verband van ons geheele betoog een verschijnsel van zeer groot belang. Want de gerechtvaardigde tegenzin van elken, niet op sensualiteitssensatie be- | |
[pagina 509]
| |
lusten lezer, de felle critiek van de pers, bewijzen dat, als de roman naar waarheid gaat handelen over het huwelijksprobleem en wat daaraan vastzit, als hij het sexueele niet uitschakelt en het zinnelijke niet tot idealiteit van hooge orde verheft, maar precies, onomkleed en werkelijk, doet uitkomen waar de eigenlijke moeilijkheid schuilt voor een denken, dat zich niet onder het geheimenis en gebod eener goddelijke inzetting gewonnen wil geven - dat dan deze behandeling gevoeld wordt als een weerzinwekkend uitventen van allerlei levensintimiteiten op de publieke markt. En waar dan de publieke opinie zelfs zoodanige romans veroordeelt, is het onnoodig te zeggen, dat ze voor iedere op religieuze beginselen gegronde waardebepaling te eenenmale verwerpelijk zijn. We hebben in 't voorafgaande beredeneerd hoe de andere, de niet-moreel stuitende behandeling van het huwelijksprobleem in den roman, wijl die onwaarachtig is en in sterke mate tendentieus, literair, ethisch-sociaal en religieus te veroordeelen is. Dus blijft slechts over te concludeeren, dat gansch de zoo veelvuldige bemoeiing van de literatuur met dit probleem een verwording beteekent van de quaestie en een heel gevaarlijke besmetting voor het moderne denken. |
|