| |
| |
| |
Verzen
door G. Achterberg.
De slag
Nu strijdt het hart zijn laatste slag,
de jaren trekken hun legers samen,
de zomers gaan voor aan, vlag aan vlag,
Ver aan de einders van den dag
komen de winters, o grijze mannen
met sneeuwen manen en stilte van hart;
zij scharen zich ter linker kolonnade.
Maar achter de bergen, in reserve,
wachten de gouden paarden van de herfst.
Een kind van lente houdt daarbij wacht.
.... En zich bezinnend, neuriënd zacht,
gaat ongewapend naar uwe tenten,
onder den ademloozen hemel van den dag.
| |
Resurrectio
Toen stond in uw laatste naam rondom
de wereld op, de kimmen braken
en een land dat verloren was kwam weerom;
Schijnende over de gulden daken
van een oud dorp aan de horizon,
de zon met haar gebroken stralen.
En toen hij er eenzaam binnenging,
ontdaan van droefenis en wrake,
is hij tot haar weer kunnen raken
vrij en als in een herinnering.
| |
| |
| |
Licht
Gij stondt met een hoog hopen
Ik was het zelf die stond
O dat in deze zuivere waan
zoo groote eerlijkheid beleefde
het bloed en dat het blinde weten
alleen het eene licht blijft zien
sluimerend in uw hart, Cathrien.
| |
Afscheid
Het was een avond in den winter - vuur
brandde aan onze voeten, zij zat tegenover
den schoorsteen, maar het bloed ontmoette
het weten hoe het was, - toen dreef het over.
Het is de ramen doorgegaan, waar sneeuwen
den haard inviel, die daar in weerschijn brandde.
En in haar schoot lagen haar witte handen.
Zij stond op, zag me aan en ging toen henen.
| |
Het gericht
De klok regeert de kamer,
niemand kan zijn regelen verzetten,
niemand wordt hier doorgelaten.
Vandaag ben ik beschuldigd,
vanavond lig ik voor 't gericht;
van de kast, een moeder die mij ziet.
| |
| |
den rechter met hun redenen.
van vergeven vòòr den morgen,
om een antwoord van vergeven,
om een antwoord vòòr den morgen.
| |
Afvaart
Aan het roer dien avond stond het hart
en scheepte maan en bosschen in zich in
en zeilend over spiegeling
van al wat het geleden had
voer het met wind en schemering
om boeg en tuig voorbij de laatste stad.
| |
Herschepping
Haar naam spelde een nieuw getal,
het licht viel van de sterren af:
Eenzaam lag de goede grond te weenen
van liefde en haar weelde
sloeg in lentebloemen neer.
het lied dat lang geleden was gestaakt
zòò ongemerkt, dat wij vergaten
hoe het tot zwijgen was geraakt.
|
|