Opwaartsche Wegen. Jaargang 7(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 340] [p. 340] De scheiding door G. Willemsz. Nog nooit scheen mij de nacht zoo teer, Als toen uw troost mij openbloeide, En daar, waar vreemde sterren gloeiden Uw oogen logen 't koel verweer. Trage golven - doffe omkeer Van water, dat weer henenvloeide - Maar nimmer ons dit spel vermoeide - Het hart vergat en vroeg niet meer. Maar nooit werd bloed hier stil gesust. - Plotseling sloeg een duistre schijn, Een snelle weemoed langs ons heen. En 't was, alsof op deze kust Een sombre windvlaag uw en mijn Hart aangreep. Wij stonden - alleen. Vorige Volgende