Opwaartsche Wegen. Jaargang 7(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] Laat mij alleen.... door P.J. van Mullem Laat mij alleen met deze weelde, De weelde van geluk zoo groot, Dat mij van vele angsten heelde, Mij maakte 's hemels deelgenoot. Gemeenzaamheid kan 't niet dan schenden, De menschen spreken veel te boud En willen 't in hun handen wenden Tot het geen glans meer overhoudt. Ik wil het dragen door mijn leven, Zooals een moeder draagt haar kind, Dat met haar lichaam saâmgeweven In haren schoot een schuilplaats vindt - Zooals een bloem nog ongeloken Verzonken ligt in eigen schoon, En draalt den toover ongebroken T' onthullen van haar prillen droom. - Ik weet een land door zee omgeven, Waarin zijn bloei kan opengaan; Ik weet een nacht van licht begeven, Waarin 't geheim kan openstaan. Laat daar de dag het wedervinden In 't Hart, waar het zijn oorsprong deed, En in de oogen des beminden Zich goddelijk geborgen weet. Vorige Volgende