Opwaartsche Wegen. Jaargang 7
(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
Het ik.Soms lijkt het nijver spel van kunst en wetenschap
niets dan een wreede satansgrap:....
zooals de vlieg zich eindloos voortrept langs de ruit,
die haar van alle zonnevreugden buitensluit.
Wij weten wel: hier ergens zal het moeten zijn,
maar vinden niets dan 't eigen beeld in spiegelschijn.
| |
Moeder.Zij draagt God's licht in heel haar wezen.
Hoe zou zij zijn als één van dezen?
Doch wat zij lijdt en waar zij gaat:
men kan in haar het lot van alle andren lezen.
| |
Kruisiging.Hij kan het moede hoofd niet opwaarts wenden,
gezwollen in Zijn broos en schemergrauw gezicht;
het laatste bloed leekt weg uit de doorstoken lende.
Hebt gij dit, mensch, aan uwen Eénen Zoon verricht?
| |
[pagina 243]
| |
Magdalena.Ziet, wang en lippen teêr geverfd,
gaat zij die nimmer liefde derft.
Zij is als âl wat om haar schreden rankt:
wat kiemt, bloeit, vruchten draagt en sterft.
Heer, duld dat zij heur haar ontbindt
en om Uw smalle voeten windt;
niets heeft zij dan dit ruig bezit,
waarin haar schaamtloos lichaam vrede vindt.
| |
Hoogmoed.Wie heeft niet op zijn levenstocht
eenmaal zijn ziel voor wind verkocht!
Zoo pralen wij, maar onderwijl
vloeit uit Zijn schuldloos lichaam 't kostlijkst vocht.
|
|