| |
| |
| |
Boekbespreking.
Landloopers, Roman door Sophie de Jongh. P.N. van Kampen & Zoon, A'dam.
Als deze roman twintig jaar geleden verschenen was, of nog vroeger, men zou haar dankbaar hebben aanvaard en Sophie de Jongh zou er meer naam mee hebben gemaakt dan nu het geval zal zijn. Het lezen van een boek als dit, dat ontegenzeggelik grote verdiensten heeft, maakt ons wel heel sterk duidelik, hoezeer het naturalisme de dood is genaderd. Verwey heeft het bij het oprichten van De Beweging wel goed gezien, dat het naturalisme ons niets meer had te vertellen en al heel spoedig in onbelangrijkheid was verlopen. Dat zegt niets tegen het talent van de naturalisten, ook niet tegen dat van Sophie de Jongh, maar het naturalisme heeft in zich geen voortstuwende kracht. Het is als de voorbijwriemelende stroom van de mensen in de drukke straten, het als een doem geleefde alledagsleven. We hebben behoefte boven de werkelikheid te worden uitgeheven. Dat heeft Sophie de Jongh geprobeerd te geven in de figuur van Joost die alles begrijpt en vergeeft. Zo'n figuur heeft kans tot een tragiese heroiek gevoerd te worden, die door de levensdoem heenschijnt en deze opvoert tot nieuwe levensmogelikheid. Daarvoor is hier Joost te anekdoties. Maar toch heeft de schrijfster door deze vermenging van idealisme en realisme wel getoond uit de wanhoop van een meedogenloze vanzelfheid weg te willen. Maar verder dan een benauwende cirkelgang is haar weg niet geworden.
v. H.
| |
Een reis om de wereld in 44 dagen, door Palle. Amsterdam, van Holkema en Warendorff's Uitgevers-Maatschappij (z.j.).
Wie het onopgesmukt verhaal van Palle's reis om de wereld leest, zal misschien het hoofd schudden over de manier waarop men tegenwoordig zijn best doet en er in slaagt om jonge mensen hun evenwicht te laten verliezen, of over de vele wijn, bier, cocktails, etc. die volwassenen een jongen van 15 jaar te drinken geven of over de danswoede die zelfs in de benen van deze gezonde, sportieve jongen schijnt te wonen, hij zal toch eindigen met van Palle te houden. Men hoeft in dit boek maar even zijn neus te steken, om plezier te krijgen in dit frisse, los van sensatiezucht geschreven verhaal, geschreven door de held van 't verhaal zelf, die gelukkig, ondanks overdreven bewijzen van belangstelling in zijn persoon, de wereld, in alle geval zijn reis belangrijker blijft vinden dan zich zelf.
Dit aardige, uitvoerig geillustreerde boek, heeft met literatuur niets te maken dan de band die het aan de persoon en 't werk van Jules Verne bindt, maar zal oud en jong een paar aangename uurtjes van onderhoudende lektuur verschaffen.
v. H.
| |
Nieuwe tucht. Studiën door Mr. Herman van den Bergh. ‘De Spiegel’, Uitgeversbedrijf Amsterdam (z.j.).
Tussen 1918 en 1921 schreef Mr. Herman van den Bergh deze opstellen in Het Getij, het tijdschrift waarin toen de meeste jongeren elkaar vonden. Het is een pleidooi voor een noodzakelike vernieuwing onder erkenning van de noodzakelikheid van voorgangers; een pleidooi voor internationalisme, een internationalisme trouwens dat bijna uitsluitend Frans gekleurd is;
| |
| |
een pleidooi voor een vrij metrum, voor moderne beelden; een waarschuwing tegen rytmies proza; een uitvoerig pleidooi voor de erkenning van de assonance als volwaardig rijm, waarbij vooral Jammes als adstruktie moet dienen.
Onder waardering van veel wat in deze opstellen is gezegd - al is het soms van omslachtigheid niet vrij - komt de vraag toch naar boven, of heruitgave nu nog betekenis heeft. En ik geloof, dat het meer de sympathie van de herinnering is, die zijn makkers bij de heer van den Bergh op heruitgave hebben doen aandringen dan het voelen van de noodzakelikheid dier uitgave. Ons leek het verschijnen van dit bundeltje ietwat overbodig. Maar er verschijnt zo veel overbodigs van veel minder gehalte, dat we sukses aan dit boekje niet zouden misgunnen.
v. H.
| |
Christusbeelden, door A. Pierson, uitgegeven door J.L. Pierson. Bij P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam 1928.
Met dit boekje komt de zoon aandacht vragen voor onuitgegeven werk van zijn vader. Het bevat n.l. de Nederlandsche tekst van het laatste hoofdstuk van de in 1886 in het latijn verschenen ‘Verisimilia’ door A. Pierson en S.A. Naber. Zes beelden van den Christus, die door de Katholieke kerk onder één beeld zijn ondergebracht, hoewel ze oorspronkelijk door verschillende richtingen zijn ontworpen.
Een werkje waar zeker met belangstelling van zal worden kennis genomen door hen, voor wie Pierson nog altijd wat te beteekenen heeft.
Te zeer theologisch, leent het zich niet voor nadere bespreking.
G.C.H. Bos.
| |
Mariken van Nimwegen. Lyrische bewerking naar het Middeleeuwsche mirakelspel, door Martien Beversluis. Amsterdam. N.V. Uitgevers-Maatschappij ‘Kosmos’.
‘De waerachtige ende een seer wonderlicke historie van Mariken van Nieumeghen, die meer dan seven iaren metten duvel woende ende verkeerde’ behoort tot het beste van wat uit de Middeleeuwen tot ons is gekomen. En het lijkt een hachelik bestaan van een kunstwerk als dit dat door allerlei gegevens aan een bepaalde tijd is gebonden, een moderne bewerking te geven. Beatrijs scheen de modrne dichter altans meer vrijheid te gunnen en is er ondanks dat toch maar matig afgekomen, zelfs bij Boutens, en ook bij de geloofsverwante dramatiese bewerkers.
Des te meer lof en eer is het voor de kunstenaar Beversluis, dat hij een werk heeft kunnen leveren, dat meesterlik geslaagd kan genoemd worden.
Buitengewoon bescheiden heeft hij zich zeer dicht bij de tekst gehouden en toch heeft hij genoeg vrijheid genomen om niet in een slaafse parafrase te vervallen. De dialoog van het oude en het nieuwe stuk lopen bijna geheel paralel en toch is hij niet achter de letter aangedraafd.
Waar hij een eigen weg gaat, bijv. bij de zelfmoord van de Moeye en bij het spel der klokken als Marieken Nimwegen binnengaat, is de dramatiese spanning versterkt en de psychologie verdiept.
En ondanks de grote gebondenheid die de stof oplegde heeft de dichter overal een buitengewoon goed vers geschreven. Een uitweiding over de zeven vrije kunsten, die men nu juist niet van een modern dichter zou hebben verwacht, toont hoe hij één met zijn stof is geworden. De lyriese monologen, o.a. van Ghysbrecht (1e verdeling, 5e tafreel) zijn meesterstukjes.
De meeste vrijheid nam de dichter voor zich in de 3de verdeling, maar het heeft het karakter van het stuk niet aangetast.
Mocht bij een nieuwe opvoering de tekst van Beversluis gekozen worden, zo geloven wij zeker, dat deze tot een groter publiek zal spreken, al heeft deze bewerking toch ook weer mede onze liefde voor de oude Mariken versterkt.
De dichter kan zich overtuigd houden dat ‘van ons harte zij ongescheiden’ zijn zal.
De tekeningen van Nans Amesz vooral die tegenover pag. 24 en 82, zijn zeer goed.
v. H.
| |
| |
| |
Deirdre en de zonen van Usnach door A. Roland Holst. Bij Hijman, Stenfert Kroese en van der Zande. Boekverkoopers te Arnhem.
Eindelik wordt dit prachtig prozagedicht tot een groter publiek gebracht. Te lang lag het in het schoon mausoleum der Palladium-uitgaven.
Deirdre is een van de schoonste momenten uit de geschiedenis van ons modern proza. Het paart het weke van van Schendel, het visionaire van Prins met de klassieke rust van v. Genderen Stort's Kentaurvertaling, het heeft bovendien al de grootsheid die schuilt in de sagentijd van Oud-Ierland. De grote hartstochten die door dit oude verhaal gaan, worden door het primitieve wezen van deze personen vereenvoudigd, maar tevens versterkt. Het is een mannelik verhaal, dat ondanks de meest verfijnde vormgeving zijn volle kracht heeft behouden.
Het is een sombere geschiedenis van een onverbiddelik noodlot, dat over Deirdre wordt voltrokken waarbij ze onder bloed en vuur de trotse schoonheid der zonen van Usnach en de verraderlike Concobar Mac Nessa met zich in den dood sleept. Om Deirdre speelt het raadsel van haar vreemde schoonheid en de sombere Druidenvoorspelling en zij neemt dit raadsel mee in haar vrijwillig einde, als haar bestemming reeds haar trotse geliefde tot het einde heeft gevoerd.
Groot is Deirdre in haar liefde, groot in haar smart, als ze weet dat ze voor Noisa nooit zo geheel het leven vullen kan, als hij haar leven vulde.
Prachtig is ook de filosofiese omspinning van het verhaal, die vooral treft in het begin van elk hoofdstuk.
Aanbeveling hoeft dit werk niet, alleen vermelding van het verblijdend feit, dat het in deze nieuwe uitgave (die even voornaam eenvoudig is als de vele andere uitgaven van deze firma) onder het bereik van velen is gekomen.
v. H.
| |
Zwervers, door Knut Hamsun. N.V. van Loghem Slaterus' Uitgevers Maatschappij. Arnhem. In het jaar MCMXXVIII.
Al leven wij in een ander milieu, het merendeel van ons moderne mensen zal dit verhaal van zeer nabij kunnen meeleven. Want we lijken in een belangrijk opzicht op August en Edevard, wij, losgerukt van onze grond, ontwortelden. Hoevelen van ons tegenwoordig geslacht blijven nog één met het huis, met de streek waar we geboren zijn? De een vroeg, de ander laat, zwerven we weg van de oude vrienden, de vertrouwde plekjes en het lukt ons nooit meer ons zo tuis te weten als in onze kinderjaren. Bij alle goeds dat we mogen ondervinden, nooit vinden we meer dat vanzelfsprekend begrijpen, altijd blijft er een gemis schrijnen. En als we terugkomen op de oude plaatsen, bij de echte vrienden, dan kunnen we 't maar half meer waarderen. Hadden we 't andere, het vreemde maar nooit gezien, maar nu is het kontakt verstoord en elk weerzien bergt teleurstelling in zich. Er is smart in de herkenning van verloren geluk.
Met de geweldige gaven die Knut Hamsun bezit in realistiese tekening en begrip van onze armelike ziel, heeft hij in eenvoudige zwervers uit de Noordse vissersdorpen dit gevoel van onrust en tragies tekort aan levensgeluk uitgebeeld. Er zou een paralel te trekken zijn met Van eigen stam door Johan Bojer, alleen speelt hier het konflikt in nog veel kleiner begrenzing, wat door het talent van Hamsun nog verdieping brengt. Een buitengewoon mooi boek.
v. H.
| |
Felix Roma, door G.J. Hoogewerff. Zutphen. W.J. Thieme & Cie MCMXXVIII.
‘Actueel-historische’ schetsen noemt de schrijver zelf in zijn inleiding deze opstellen. Ze zijn ingesteld op de ontwikkelde leek en bedoelen noch historiestudie noch het raadplegen van een reisgids overbodig te maken voor de bezoeker van Rome, maar wel om rond enkele ‘merkwaardigheden’ van Rome historiese belangstelling te wekken, om kennis en genot te vermeerderen. Deze uitstekend geschreven en goed gedokumenteerde opstellen stonden in vroegere jaren in het Algemeen Handelsblad. Deze herdruk in boekvorm behoedt ze terecht voor de eervolle begrafenis in het dagbladarchief.
v. H.
| |
| |
| |
De geheimzinnige villa, door G.K. de Wilde.
De zwarte wonderdokter, door P. de Zeeuw J. Gzn. Beide uitgaven van J. van Bleek. Den Haag 1928.
Twee geschikte jongesboeken. Het eerste vertelt van de inval der Duitsers in België; de val van Luik en de inundatie bij Yperen; alles verteld in verband met de avonturen van een paar jongens is een ‘geheimzinnige’ villa. Met heel veel sympatie is de Roomse priester uitgebeeld.
Het andere verhaal is een zendingsgeschiedenis. Het lijkt me verkeerd gezien om het hele fetischgeloof en al wat daar aan vastzit voor te stellen als een groot georganiseerd bedrog. Dat is het heidendom te veel door een Westerse bril gezien. 'k Geloof ook, dat de jeugdige lezers een wel wat eigenaardig begrip zullen krijgen van de Engelse kolonisatiemanieren. Maar het zal wel de jongensaandacht boeien.
v. H.
| |
De krekel bij den haard, Van Charles Dickens. Vertaling van Mr. J.C. Bloem. N.V. Uitg. Mij. Kosmos (z.j.).
Mr. Bloem meent, dat het ogenblik gekomen is tot een juiste waardering van Dickens. De tijd van mateloze bewondering en die van onbillike kritiek is voorbij. Hij overweegt in een kleine inleiding de mogelikheid van een nieuwe eerlike, hechtere Dickenswaardering en wil de proef op de som nemen door Dickens in een moderne vertaling tot het publiek te brengen.
Hij heeft met De krekel bij den haard een gelukkige keus gedaan, al haalt het niet bij Oliver Twist, Pickwick of andere van zijn groter werk. Maar het heeft op deze werken één belangrijk ding vóór. De zwakke kompositie van Dickens' werk oefent een verslappende invloed op de aandacht uit en velen blijven halfweg in de grotere werken steken, ook al houden ze van de schrijver. Dat gevaar van teloorgaan der belangstelling is bij een kort en weinig ingewikkeld verhaal als dit niet groot. Overigens zien we Dickens hier van zijn goede en kwade kanten.
Het mag misschien een beetje verwondering wekken, dat een modern auteur zo'n burgerlik braaf en sentimenteel verhaal heeft willen vertalen. Maar wij zijn blij om deze hernieuwde introductie van Dickens bij ons publiek om het vele grote dat Dieckens bezit: zijn liefde voor het leven, zijn kracht van typeren, zijn humor. En de vertaler wijst met grote nadruk bovendien op het feit, hoe potentiëel Dickens van verwante schrijvers uit zijn tijd verschilt.
Het verhaal dat qua intrigue in onze tijd niet meer zou worden aanvaard, is door deze kunstenaarspotentie boven zijn tijd geheven.
v. H.
| |
Bar Abbas, door Jan Walch. ‘Boek en Periodiek’. R.J. Goddard. Den Haag 1928.
Bar Abbas is door zijn lafheid schuldig aan Jezus' dood. Zijn passief ontkomen uit de kerker stiet Jezus in de hand zijner vijanden. Zijn schuld is karakterloosheid, die tot wreed onrecht leidt. En zijn geslacht onder ons is eindeloos. Nog altijd leeft de laffe ten koste van de rechtvaardige. In een rij van gestalten voert Walch Barabbas door de historie: Barbacius die Diocletianus bracht tot de Christenvervolging, Arius die de goddelikheid van Christus lochende en tegenover de keizer het bij eede ontkende, Julianus die het Christenrijk van Constantinus wilde doen eindigen en aan de mis het lichaam van Christus nuttigde, enzovoorts, een rij van gestalten van laffe zonde. Een mooi boek, goed geschreven: Jan Walch is een veelzijdig man: schrijver van verschillende geestige verhalen, tooneelstukken, gedichten; knap geleerde die zich vooral toelegde op de studie van ons vaderlands toneel, terwijl hij door Het Schouwtoneel ook aan de praktijk van ons modern toneel verbonden was, maar die ook verschillende 18e eeuwse dichters aestheties zuiverder waardeerde dan voor hem was geschied; filoloog toonde hij zich in zijn pas verschenen woordenboek. En hij zal nog wel heel wat meer achter de rug hebben dan wat ik opsomde. En nu kompleteert hij zich weer op een heel gelukkige wijze naar een andere zijde door deze historiese verhalen. We bevelen ze in de belangstelling aan.
f. H.
| |
| |
| |
Verzen door Mona Dahmen-Scholte, A.W. Sijthoff's Uitgevers-Mij., Leiden.
De titel van dit bundeltje is een vergissing. Het bevat namelik geen enkel vers; wel veel prullige rijmelarij.
J.H.
| |
De familie Frank door Martin Andersen Nexö. Amsterdam, van Holkema en Warendorf's Uitg. Mij. (z.j.).
Naast Pelle en Ditte, de romans van het overwinnend proletariaat, heeft Nexö verschillende werken geschreven over het troosteloos leven der armen, niet blind voor hun tekortkomingen, die echter in grote deernis worden verklaard. Het begin waaruit de mislukking van het leven der Franks hun oorzaak neemt, wordt gevonden buiten de kring der armen, bij de kleine of grote kapitalisten. Een werkgever die zijn macht en invloed misbruikt, vernielt het leven der anderen. Te vaak geeft het leven het droevig bewijs, dat een dergelike roman niet buiten de realiteit hoeft te staan. Alleen kan men een schrijver die telkens in zijn werk deze werkelikheid naar voren brengt, eenzijdigheid verwijten. Eenzijdigheid is een veel voorkomend gebrek, maar is ook een aesthetiese tekortkoming, omdat ze op de duur het vertrouwen in de fiktie van de schrijver ontneemt. Dat er ook andere bezwaren zijn, hoeven we hier niet te betogen, ze liggen na het voorafgaande voor de hand.
Bezien we de roman op zich zelf, dan wordt dit bezwaar zwakker gevoeld. Het is meer het totale oeuvre, dat door zijn herhaling het karakter van propagandalitteratuur aanneemt. Het merkwaardige is, dat in Pelle en Ditte, die meer rond uitkomen voor wat ze zijn, deze tendenz het minst als een bezwaar wordt gevoeld.
Kleermaker Frank dan is aan de drank geraakt, omdat hij merkt dat zijn vrouw al in handen van de bierbrouwer is geweest voor ze hem huwde. Zijn vrouw wordt ongelukkig, omdat ze door de dronkenlap in armoede en schande wordt gesleept. Thorwald, haar kind, wordt een straatschooiertje. Verlossing komt er in 't gezin, door de dood van Frank.
Het is een povere inhoud; waarde krijgt die door het innig meeleven van de schrijver, door het diep doordringen in deze twee volkstypen: de lap die tot straattype is geworden, waar de menigte mee solt en die als zodanig een zekere populariteit geniet, de helleveeg, die bij de hele buurt veracht en gevreesd is. De deernis waarmee dit verhaal is geschreven, verheft het toch weer ver boven tendenzwerk in de gewone, slechte zin van het woord, het is een tot kunstwerk gekristalliseerde sociale ontroering.
v. H.
| |
In de generaliteitslanden, door L.E.
De vlucht van Mesdames, door L.E.
Anna Maria de Sandra, door L.E.
Alle uitgaven van Ruys' Uitgevers Mij. Zeist. (z.j.).
Weer enige staaltjes van de bescheiden kunst van L.E., waarvan In de generaliteitslanden ongetwijfeld het beste is. Ofschoon wat armer van stijl, doet het denken aan De wrok van Diederik Spijkerboer van Mevr. Kuyper-v. Oordt: een uitstekende milieutekening, levens met zeer begrensde mogelikheden en weinig gekompliseerde karakters. Françosa en Ds. Rauwers op de smerige Peelweg vergeet men niet gemakkelik, evenmin als de armelike vreugde van haar jawoord. Dan leven er sterkere hartstochten in Anna Maria de Sandra. Maar in dit verhaal voelt men te sterk, dat voor de beschrijving van een sterk en diep gevoel als van Anna en Sybe het talent van L.E. te kort schiet. De kracht van Anna's karakter wordt ons meer door redenering bewust dan dat we die beleven. De vlucht van Mesdames is een met liefde geschreven biografie. Aan de fictie is maar weinig plaats gelaten. We zien geen grootse mogelikheden in L.E. 's kunst, haar werk is echter nooit onbeduidend. Wie belang stelt in het probleem van De Opstandigen en Gouden Teugels, leze Anna Maria de Sandra en zal dezelfde vragen op waardiger wijze beantwoord vinden.
v. H.
|
|