Opwaartsche Wegen. Jaargang 7(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Gethsemané door Johan Goossen. In 't nachtlijk zwerk glanst blank de volle maan. Haar stille licht bestraalt de sluim'rende aarde. Op 't scheem'rig pad, diep in d'olijvengaarde, Knerpt scherp het zand, waar moede voeten gaan. Ter dood bedroefd, bleef Jezus, sidd'rend staan, Toen Hij, vol angst, in 's lijdens afgrond staarde, Een peilloos diep, de felle hel ontwaarde. En 't bloedzweet brak zich aan zijn slapen baan. Zijn reine menschheid deinsde voor die straf. Hij kermt: ‘Weer, Vader, dezen bitt'ren beker, Kan 't naar Uw wil!’ God zweeg.... Nu wist Hij zéker, Wis is mijn smaad, mijn smart, mijn kruis, mijn graf. De donk're dood grijnsde, nabij, Hem aan. Toch zou Hij willig 's Vaders wegen gaan. Vorige Volgende