Opwaartsche Wegen. Jaargang 7(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] [Gedichten van Martin Leopold] Sonnet door Martin Leopold. In zwoelen nanacht aan een vijverzoom Naar 't effen, maanweerkaatsend water staren, Beluist'ren 't zachte zoeven van de blaren En diep verzonken zijn in zoeten droom, - Op der gedachten wieken, moe en loom, Gedreven door begeeren, rustig varen Naar blauwer oorden, waar de sterren waren Als witte bloemen in een held'ren stroom, - Is, in de stilte naar uw God verlangen En bij Zijn macht en grootheid stillestaan. Is, roereloos, Gods verre roep òpvangen En in Zijn melodie verloren gaan. Is, de vertrouwde vreê van Zijn gezangen Doorléven, en het lied der rust verstaan. [pagina 98] [p. 98] Droomtuin door Martin Leopold. De nacht houdt dezen wondertuin gevangen binnen den overslag van zijn gewaad, een paarse sluier, wijduit neergehangen voorlangs des hemels reinblank droomgelaat. Ik weet: dit oord van mijmer en getoover is niets dan weerglans van een vroegen droom; is slechts een uitgebloeide schemer over een dood verleden: bronontvloeide stroom Van dingen, die voorbij zijn en verloren - zóó dezen tuin van nachtelijk bestaan; uit leven wordt de koele dood geboren: de roode rozen bloeien naar vergaan. [pagina 99] [p. 99] Oud huis door Martin Leopold. Het beeld van den nacht staat buiten, als uit ivoor gesneden, aan de gesluierde ruiten, die de droomen van hun verleden in schemergewaden sluiten, want het beeld van den nacht staat buiten - En het beeld van den dood staat binnen, uit ebbenhout gekorven; en de donkere glans van de tinnen, sinds eeuwen uitgestorven, gaat zwarter glanzing winnen, want het beeld van den dood staat binnen - Vorige Volgende