Opwaartsche Wegen. Jaargang 7
(1929-1930)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Een internationale oriënteering
| |
[pagina 86]
| |
We leven nu ruim 10 jaar na de grote oorlog; 10 jaar na de Napoleontiese tijd was er in Europa ook nog nauweliks een aanduiding, dat die felgeleefde jaren hun merk zouden zetten op een jong literatorengeslacht. Toch is dokumentatie van wat overal gebeurt, een prachtig hulpmiddel om de latere geschiedschrijver in onze rommelige, verwarde tijd de weg te wijzen. Daarom zijn deze pittig geschreven opstellen een mooie aanwinst voor onze vergelijkende literatuurstudie. Het zou voorbarig zijn, al te veel konklusies te trekken uit de gegevens die deze lectures bieden. Maar aangezien het niet aangaat om achtereenvolgens al de besproken kwesties voor elk land afzonderlik de revue te laten passeeren, te meer, waar recensent zich slechts voor enkele van deze essays als kritikus enigszins bevoegd acht, is het toch slechts mogelik door algemene opmerkingen, die hier en daar het karakter van konklusies moeten dragen, het belang van deze bundel wat dichter tot de lezer van dit artiekeltje te brengen. Het merkwaardigste wat over de moderne literatuur is te zeggen, is het ontnuchterende oordeel dat er over het algemeen een terugkeer tot de traditie valt op te merken. Wil dat zeggen, dat alle pogingen tot vernieuwing op niets zijn uitgelopen? En was de oorlog dumper inplaats van instigator? Ons lijkt het meer, of het meest waardevolle van techniese hernieuwingspogingen bezig is zich te konsolideren en ingevoegd wordt tussen wat van de vroegere generatie blijvend is en omdat het minst excentrieke het duurzaamst is - er is niets wat zo spoedig verveelt als te ver gevoerde oorspronkelikheid - is het literaire aspekt meer traditioneel dan een aantal jaren terug. Toch zullen we niet meer kunnen schrijven en leven als de impressionisten, of als de kalme filosofen van het vooroorlogsgeslacht, van Gogh heeft niet vergeefs geleefd en de driften van een hevige tijd zijn door ons gegaan; een nieuw humanisme heeft onze tijd gelouterd, ook hebben we moderne verdwazing doorleden. En de meesten van ons kunnen aan de hoge eisen die de nieuwe tijd stelt, niet voldoen en een jonge kunst die de roem van een vorig geslacht overstemt is nog nergens geboren. Toch boeit ons Joyce, al is er nog zo veel tegen te zeggen, meer dan Bennet of Galsworthy, omdat groei belangrijker is dan afsterven. Zelfs een intellektuele gymnast als Pirandello komt ons als kontemponaire verschijning belangrijker voor (niet groter), dan die andere intellektuele buitelaar Shaw, alleen omdat hij meer mogelikheden bergt. Hamsun boeit ons van dat zelfde standpunt minder om zich zelf dan wel om het regionalisme in de literatuur, dat zich o.a. onder zijn invloed overal openbaart en bij ons b.v. in Herman de Man en Anton Coolen openbaar wordt. Natuurlik nemen we met buitengewone belangstelling waar een wending naar ethiek en religie. Verantwoordelikheid en ethies besef zijn ons ingebrand in de onverantwoordelike en immorele oorlogsjaren. Wie zijn verantwoordelikheid beseft, buigt onder zijn schuld en zoekt verlossing. Deze levenshouding lei de harten open voor Dostojevski, met zijn kinderlik vertrouwen in de overwinning van het goede, | |
[pagina 87]
| |
het dwaze uit God, dat de wijsheid van de wereld overwint, en voerde aan de andere kant velen tot een ondogmaties mysticisme; enkelen kwamen tot groter konsekwentie en aanvaardden het traditionele geloof. De verslagenheid, de verbrokenheid van de tijd deed ze vluchten naar de zekerheid van een door de eeuwen ongebroken traditie, die het leven boven de problemen hief. Merkwaardig voor ons is te zien, hoe in Tsjecho-Slowakije als bij ons een internationale orientering de enige weg was om te komen tot een werkelik nationale kunst. Zoals wij altijd open stonden voor de invloeden van de landen rondom, hebben de Tsjechiese kunstenaars opzettelik het internationalisme gezocht om van Duitse geestelike overheersing te worden bevrijd. Wat te weinig wordt beseft, blijkt ook hier: het zich openstellen voor invloeden, voert tot onafhankelikheid. Vrij in zich zelf is niet een, een geest die niet zou ontlenen, zou niet worden verstaan; slechts wie zich in zijn navolgen beperkt, wordt een imitatie. Het verwijt van navolging is als verwijt onzinnig; geen groter volger dan Vondel die we dit jaar als onze meest monumentale dichter herdenken; geen sterker internationale orientering dan in onze eeuw van bloei, toen grote persoonlikheden hun roem zochten in het evenaren van de kunst van anderen en ondanks dat een geheel nieuwe, grote kunst het aanzijn gaven die sterker dan die van vorige geslachten het merk der persoonlikheid droeg. Een enkel woord over Holland, het opstel dat Haantjes voor de bundel schreef; een oordeel er over laten we anderen, ik wil slechts een enkele opmerking maken: meer dan de meeste schrijvers dezer essays heeft Haantjes zich beziggehouden met de vraag: wat de oorlog met dit alles te maken heeft gehad en hij heeft uitvoerig daarbij bediskussieerd, dat een land als 't onze, dat aan de oorlog niet meedeed, niet minder dan andere naties die invloed heeft ondergaan, niet minder, wel anders. Daarom is het zo dubbel jammer, dat hij gemeend heeft Vlaanderen uit zijn beschouwingen weg te moeten laten. In de tegenover elkaar plaatsing zou het betoog aan helderheid, aan dokumentatie en diepte hebben gewonnen. Maar het opstel is zo toch al belangwekkend genoeg om een plaats tussen de andere in te nemen. |
|