Erts. Letterkundige Almanak voor het jaar 1929. Uitgegeven bij A.J.G. Strengholt, Amsterdam 1929.
Erts bedoelt ‘een vrijwel volledig beeld te geven van den stand der huidige litteratuur in Nederland’; Erts wil een document zijn, of een portefeuille vol documenten; de bladzij uit het A-Bboek, die tot omslag dient, is het teken der bescheidenheid waarmee de inhoud wordt aangediend; al wat boven het kinderachtige uitgaat, valt mee.
En gelukkig, de Ballade du jeune marin van den Doolaard staat er in, en Davos van Anthonie Donker en nog veel meer dat goed is; dat kan een imbeciele boekomslag niet naar beneden halen; maar er is ook veel kinderachtigs bij als Jazz van Kelk en wat voor geen enkele leeftijd te verteren is: het ordinaire ‘familiedrama’ van Slauerhoff, dat alleen kinderachtig is in zijn onbeholpen gerijmel van ‘vier jaar geleden’ op ‘niet zonder reden’ en het vernuftige zeker na veel zoeken gevondene van ‘steng’ op ‘kreng’.
Overigens voldoet Erts wel, en dit jaar nog meer dan anders aan zijn bestemming als literaire neerslag van het afgelopen jaar, als men slechts vergeet, dat nog altijd al wat in Opw. Wegen schrijft, genegeerd wordt.
We wijzen op deze tekortkoming met nog meer nadruk dan 't vorig jaar, niet omdat wij menen een dergelike erkenning nodig te hebben, onze weg naar onze mensen vinden we toch wel, maar de onwetendheid, die soms tot onbenulligheid wordt, als er over een van de onzen wordt geschreven, of als men geen weg met hem weet, is zo belachelik en ergerlik. Marsman herinnert zich bij het bespreken van Sprongen van Jan de Groot dat hij vroeger in 't Utrechtsch Dagblad van hem een goed vers heeft gelezen, overgenomen waarschijnlik uit Opw. Wegen. Inderdaad stond dit vers in Opw. Wegen, maar het stond ook in Sprongen, dat Marsman aan het recenseren was. Ja, zegt Marsman, wie een bloemlezing van moderne poezië wil samenstellen, moet de jaargangen van Opw. Wegen eens doornemen, daar staat nog wel wat in, - hij bedoelt niet een goed vers, want hij voegt uit angst dat men dit denken zou, er aan toe, er staat nog wel wat in, dat dienen kan als dokument voor wat in deze kringen leeft. Ondertussen weet Marsman zelf van Opw. Wegen niets.
Anthonie Donker roemt in De Stem W.A.P. Smit als de eerste Calvinistiese dichter na Revius, de Nieuwe Rotterdammer is, naar ik meen, nooit aan een recensie van Wap Smit's Verzen toegekomen. De Merode wordt hier en daar voorgesteld als een aftandse jongeling, die zich heeft uitgeschreven, terwijl hij met De pauw in Opw. Wegen een gedicht publiceerde, dat ver boven zijn gemiddelde produktie staat en in Erts 1929 niet wordt overtroffen. Martin Leopold, Hessels, Kamphuis, Willem Brandt, Van Oosten hebben nog niet gebundeld, maar sommigen van ons hebben toch al werk geleverd, dat wel degelik betekenis heeft voor de vorming van onze ‘kern’ in het ‘chaoties geheel’ van onze huidige literaire ‘formatie’. Want er is een belangrijke vernieuwing van onze Christelike kunst aan 't worden en het is onvergefelik, als de redakteuren van een jaaroverzicht daar blind voor zijn en ze later achter de feiten aan komen bungelen.
v. H.