Opwaartsche Wegen. Jaargang 6(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] Adriaen Brouwer door G. Kamphuis. Hij brak het brood met dronkaard en rabauw In 't vuil en donker kot van een taveerne. De nacht was triest, maar 'n mooie deerne En een pint wijn verdreven 's levens rouw. Maar toen de middag aan het venster brandde Weende het barre hart. En droeve kleur En somber licht beleden zondesleur Op 't grauw paneel door maagre beedlaarshanden. O, 't zwerven door de nachten van dit leven Wie vindt in dit ontluisterd oord een pad? Hij ging vermoeid, toen hij geen vuur meer had Ter poorte uit. Ons heeft hij slechts gegeven De aalmoes van een moeilijk, dolend hart De sombre grootheid van een zondig leven. Vorige Volgende