Opwaartsche Wegen. Jaargang 6
(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
[Gedichten van N. Kluijver]Thomas
| |
[pagina 141]
| |
Dit maakt mij ziek. 'k walg van al 't gepraat.
'k Zoek Jezus hart, Ik moet mij kunnen laven
als aan de bronnen, waar de moede slaven
zich nederwerpen wen de dag vergaat.
III.
Waar vind ik U? O, toon mij uwe wonden,
laat mij de handen leggen in uw zij,
laat m' U betasten, zie mij aan, maak mij
't gelooven licht. Wanneer 'k U heb gevonden
dan zal ik ook, van mijnen twijfel vrij,
gelooven kunnen zooals zij het konden
tot wie U eens de Vader heeft gezonden;
als 'k U aanschouw dan is mijn leed voorbij.
Kom hier, o, Thomas! Zie mijn hand, mijn voeten
en leg uw vingers in mijn zij, dan zult
gij zien en tasten en gelooven mòeten.
Kyrie eleison! Heer heb geduld
met mij. Gena, erbarming, ik doe boete
voor mijne schuld, mijn schuld, mijn grootste schuld.
| |
[pagina 142]
| |
Petrus
| |
[pagina 143]
| |
Mijn adem stokt. Ik wil mijn blikken wenden
van 't gruwel spel, van wreeden folter spot.
Ik wil niet zien, niet peilen die ellende.
Helaas! Ik moet; niets wendt van mij dit lot.
Mijn wil is weg. Mijn krachten zijn ten ende,
'k mis zelfs de macht te bidden tot mijn God.
III.
Waarom, waartoe, o, waarom moet 'k aanschouwen
dien bangen strijd, totdat ik in mijn hart
de slagen voel, de folterende smart
der striemen van de scherpste geeseltouwen?
Dit is de hel, waarin de geest verward
en zinneloos, zich zelve tracht te bouwen
een tempel om daarin het lijden te aanschouwen
de jam'ren van zijn eigen raadloos hart.
O! 'k duld dit niet. Ik kan dit niet verdragen.
Ik smeek mijn beulen en ik buig den knie.
Ik ben niet beter Heer dan Petrus die
U loochende in de droefste van zijn dagen.
'k Zal U verloochenen, o, Heer en toch,....
al vloekte 'k U, dan, dan geloof ik nog.
|