Opwaartsche Wegen. Jaargang 6(1928-1929)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] [Gedichten van Willem Brandt] Terzinen door Willem Brandt. Heer, Gij zijt ook in de bosschen En Gij zijt ook in de velden En Gij zijt ook in het duister. Heer, Gij zijt van grooten luister: Die U niet hier vergezelden Hebt Gij toch willen verlossen. Heer, Gij zijt ook in de sterren, En Gij zijt met ons te-gader; Gij zijt ook in onze woning. Heer, Gij zijt dichtbij en verre: Gij zijt onze goede Vader En de allergrootste Koning. [pagina 89] [p. 89] Mailboot door Willem Brandt. I. Kaap Guardafui. Toen de zon, een vuurroode lampion, verdronk in de zee en de laatste vlammen verwaaiden over de rimpeling der golven zagen wij nog éénmaal Afrika. De sombere muur, rotsen. Verdoemd, onvruchtbaar land. Wit van een zeil zweefde om de kaap. Een eenzame ziel zocht rusteloos naar Iets en bleef zwerven tot haar raggen vleugel schroeide in een felle vlam; toen stierf het licht. In den vuurtoren glimlachte God. Later staat koel de maan aan het zwartblauw van den hemel. En de gramafoon zingt Hawaïan-muziek voor droefgeestige witte figuren op het promenade-dek. [pagina 90] [p. 90] II. Bootsman. Bootsman, je borst is ruim en in je oogen bliksemt het staal van jouw oceaan. En je lach is open als God's gansche zee. Je handen zijn groot en hard want ze hebben trossen gesjord en ze vochten met de golven bij stormweer. Bootsman, God is jou wel-gezind. Daarom plaatste Hij je op een hulk, om je kracht te meten met Zijn Eigen schepping en daarin vreugde te vinden. God heeft jou groot en sterk gemaakt, bruin en pezig. Als je klare oogen zijn dof geworden neemt Hij je ziel, een schelp zoo wit. En de zee wiegt je lichaam.... [pagina 91] [p. 91] III. Nog niet. En vaart daar de maan als een gouden schip aan den deinenden einder. En lichtte een ster als een vuurtoren ver. O, zingende zee! Wij gingen er langs. Nog niet, nog niet mocht onze ziel met het droomschip mee.... IV. Colombo. Een dunne gebogen curve, zoo schrijven de palmen aan den hemel. En ten ende wuiven de breede bladeren naar de groene aarde. Het albasten hôtel is in een maagdelijken slaap gezongen door de zee die ver weg gaat. En sirihpruimend wijst een grijze wijsgeer voor weinig geld den weg naar den tempel. Medan, Nov. 1927. Vorige Volgende