Opwaartsche Wegen. Jaargang 5
(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
II.Waarom te turen naar de wolkenzoomen,
De verten te doorpeilen naar Zijn komen?
Hij, dien gij zoekt uw ganschen levensduur,
Heeft lang reeds van uw hart bezit genomen!
| |
III.Niet dat Gij 's werelds maker zijt en breker,
Vergever ondoorgrondelijk èn wreker -
Maar dat als alles in onzekerheid
Vervliegt, wij weten kunnen: Gij zijt zéker!
| |
[pagina 450]
| |
IV.Hoe zou hij bij het allereerst ontmoeten
Al van zijns Meesters sterven spreken moeten?
Nog was zijn mond te wrang, die had gekust
De spijkers die doorkruisten Zijne voeten.
| |
V.Zij wanen 't Groote uit dezen tijd verdwenen.
Alsof niet alle tijden zich vereenen
En alles woordloos ware, woei er niet
Eén geest, die van den Eeuwige, doorhenen!
|
|