Opwaartsche Wegen. Jaargang 5
(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 395]
| |
Boekbespreking.Wereldkroniek. Kerstboek. Winter 1927-1928. Rotterdam. Nijgh en van Ditmar's Uitgeversmaatschappij.Dit kerstboek bevat een 4-bladige kalender, getekend door Hofman, een map met 8 kleurreproducties, waarbij W. Steenhoff in een kort artiekel een inleiding schrijft. Verder staan tussen de tekst een 10-tal houtsneden, waarbij Florence van Veldheer, en Oude Zeewering van Dirk Nijland me het meest boeiden. Behalve een drietal gedichten, die weinig belangrijk zijn, zijn vijf verhalen opgenomen, die alle uitstekend zijn geschreven. Mevrouw Hille-Gaerthé schrijft over een weeshuismeisje, dat hunkert naar 't leven van gewoon kind met gewone kleren. Alie Smeding schrijft een kerstvertelling, Zijn oude plaats. Er is in de laatste tijd zooveel over Alie Smeding geschreven, dat het goed doet, als de tere, meelijdende vrouwenziel, die door de een in haar ontkend, en door de ander verdedigd wordt, uit deze schets duidelik blijkt, we zouden zelfs haast zeggen met een sentimentele trek in het slot. Er is meer kerststemming in dan in De Kandelaar van v. Looy, waarin de kerstdag niet meer is dan de aanleiding voor een familiediner. Maar met wat een buitengewoon talent is dat door elkaar warrelend gesprek tijdens de maaltijd, neergeschreven. Er is in het lezen van deze schets een groot intellektueel genot. Het verhaal van Elisabeth Zernike Het heilige land boeide me minder, terwijl Glorie en val van A.M. de Jong zo uit de cyclus Merijntje Gyzen's jeugd overgenomen had kunnen zijn. Zo geheel in dezelfde sfeer, dezelfde boeiende, humoristiese vertelwijze, een evenredig aantal vloeken, een zelfde sfeer en milieu. Eindindruk: de inhoud is als de door Frits Lensvelt getekende, aardige tietelprent: een kerstboom, kaarsen, een kerstklok, kaboutertjes; veel variatie van bij elkaar horende dingen. Soms herinnerend aan Het Kerstlicht. v. H. | |
Nieuwe Nederlandsche lyriek door P. van Renssen. Te 'sGravenhage bij D.A. Daamen's Uitgeversmaatschappij.De samensteller bestemde deze bloemlezing voor schoolgebruik, wat hem beperkte in zijn keus.Ga naar voetnoot1) Zo moest hij alleen kiezen wat naar vorm en gedachte het dichtst bij jonge mensen staat, niet boven hun begrip en niet vreemd aan hun wereld is. Daar is hij vrijwel in geslaagd. Over een enkele keuze valt te twisten, maar wie is tevreden over een bloemlezing? De samensteller misschien het minst. Onder nieuwe lyriek verstaat de heer van Renssen poëzie na 1880, wat hem dwong om o.a. van Kloos, maar ook van enkele andere ouderen een en ander na te drukken, dat reeds in honderd en één bloemlezingen verscheen. Verderop wordt hij zelfstandiger, naar vervalt in een andere fout: een hele rij dichters met één of twee gedichten. Het is de fout van meest alle bloemlezingen, | |
[pagina 396]
| |
dat ze oppervlakkigheid aankweken. Lees de Kinderkruistocht en praat mee over Nijhoff! Waarom niet met wat minder namen volstaan? Als ik een dergelijke bloemlezing met jongelui gebruik, neem ik toch al meestal wat werk van de opgenomen dichters mee, om een aanvankelik beeld wat meer volledig te maken, maar als ongeveer bij elke bladzijde de aanvulling komen moet, dan begint de bloemlezing zelf zo langzamerhand overbodig te worden. Dit is geen grief tegen de bloemlezing van de heer van Renssen in 't bijzonder, maar wordt toch wel geaccentueerd door het feit, dat in deze bloemlezing, groot 100 gedichten, met 48 dichters wordt kennisgemaakt. De keus uit de Afrikaanse poezie is zeer traditioneel. De opname van Die vlakte lijkt me alleen uit historiese overwegingen verklaarbaar. Overigens is het bundeltje niet minder dan vele van zijn soortgenoten, ziet er goed verzorgd uit, bevat vele goede portretten, terwijl de waarde ook nog wordt verhoogd door tamelik uitvoerige ‘Bio- en bibliografische aanteekeningen.’ De ontboezeming van de heer Rispens lijkt me te midden van deze zakelike aantekeningen wat hors d'oeuvre. v H. | |
Uit het Sagenland, door Cor Bruyn en N. van Hichtum. Eerste Deel. Europa. Tweede Deel. Overzeesche Gewesten. Bij J.B. Wolters' U.M. Groningen, Den Haag, 1927.Verzamelingen sprookjes en sagen, naverteld voor kinderen van de Lagere school. Een gelukkige greep. Naast de vele mooie leesboeken, die de stof ontlenen aan 't kinderleven zelf en de naaste omgeving, is er zeker plaats voor verhalen als deze, die het kinderverlangen naar een romantiese fantasiewereld bevredigen. v. H. | |
Samenspraken, door J. Visser. Tweede deeltje. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag 1927.De verschijning van het eerste deeltje kondigden we met een korte aanbeveling aan. Dit tweede deel bevat grotere stukken, bevat stof voor kleine ‘opvoeringen.’. v. H. | |
Lyceum-Herdrukken I. Gedichten van de Genestet, Staring en Potgieter, verzameld en besproken door Dr. Ph. A. Lansberg. Tweede uitgave. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag, 1927.De eerste druk werd in onze eerste jaargang besproken. Deze tweede druk verschilt slechts in enkele kleinigheden van de 1ste druk. v. H. | |
Historische Schets van de Nederlandsche Letterkunde, door Dr. C.G.N. de Vooys. Dertiende herziene druk. Bij J.B. Wolters, Groningen, Den Haag 1927.Van de vele handboekjes voor het literatuuronderwijs is dit werkje van Prof. de Vooys o.i. nog altijd het beste. Het is geen werkje voor oppervlakkige lezers; in een enkel zinnetje is dikwijls een heel opstel samengevat of geoordeeld. Op mondelinge leiding bij het doorwerken van dit boekje is dan ook door de schrijver bij de samenstelling gerekend. Het voordeel van een boek als dit is, dat bij groeiende kennis van de gebruiker het boek ook weer meer mee te delen heeft. Deze 13e druk verschilt in de behandeling van de moderne tijd nog al belangrijk van de vorige. Nu de jongeren verschillende steeds meer bekend wordende tijdschriften bezitten en in de ‘Nieuwe geluiden’ van Dirk Coster ze, overzichtelik bijeengegroept en met pakkende karakteristiek, tot een groter publiek gebracht zijn, is het ook bij het onderwijs gewenst eigen tijd tegenover de naastvoorafgaande te plaatsen. Verder bevat natuurlik toch elke nieuwe druk van een werkje als dit de aanvulling die het voortschrijden van de tijd noodzakelik maakt. | |
[pagina 397]
| |
Tot slot nog enkele opmerkingen, die meer als blijk van belangstelling dan als kritiek bedoeld zijn: Waarom worden Geerten Gossaert en Jacq. v.d. Waals niet geplaatst bij Anema en de Merode. Dat Geerten Gossaert bij de kring van De Beweging geplaatst wordt, laat ik nog daar, al was hij meer dan dat, maar waarom Jacq. v.d. Waals tussen Annie Salomons en Jan Greshoff en daarna afzonderlik geplaatst een paar Protestants Christelike en Katholieke dichters? Waarom is er nog geen plaats voor Wilma? G. Sevensma-Themmen laat ik nog een ogenblik daar, al zijn er mindere goden geplaatst, maar waarom zelfs van As niet genoemd? Het boekje van Wytzes mag misschien te kort doen in het aanbrengen van 't juiste relief, bewaart misschien niet altijd de juiste verhouding, door schrijvers uit onze kring wat te spoedig belangrijk te vinden, maar in het boekje van Prof. de Vooys wordt ons pijnlik manco onnodig dik onderstreept. Op pag. 169 wordt Gerard en niet Henri Bruning bedoeld. v. H. | |
Pommie, de geschiedenis van een Poes, door Anna van Gogh Kaulbach. Uitg. W.L. & J. Brussé's U.M., Rotterdam 1927.Na het goed geslaagde ‘Hector’, de geschiedenis van een hond, krijgen we thans van de begaafde schrijfster deze levensbeschrijving van een poes. Het moeielijkste in dit werk was, dunkt mij, wel, om geen saai ding te leveren. Het moest niet kinderachtig en toch aangenaam te lezen zijn, het moest de poes een kat làten en toch weer menschelijk genoeg doen schijnen voor kinderen. Deze laatsten moesten er zichzelf in vinden kunnen, medeleven en liefde voor het dierenrijk moesten ongezocht gewekt worden. Het was inderdaad geen gemakkelijk werkje. We gelooven te mogen zeggen, dat Mevr. van Gogh-Kaulbach vrijwel geslaagd is in haar opzet. Het gebeuren is nergens femelig en 't is alles zoo écht voor het kind. Een heel enkele maal komt de pathos een oogenblik om den hoek gluren, zooals bij de voor brandwacht spelende poes maar overigens heeft de schrijfster zich zeer goed voor overdrijving weten te vrijwaren. Zelfs de humor ontbreekt af en toe niet. Zoo b.v. hier: De kat heeft een stuk vleesch gestolen. ‘Toen stapte hij naar de huiskamer en ging bij Hertha (de hond) in de mand liggen. ‘Je ruikt lekker’, zei Hertha. ‘Er is nog meer van dat lekkere in de keuken’, vertelde Pommie. ‘Ga maar kijken’. Hertha stond op en stapte naar de keuken. Toen hij bij Pommie terugkwam, rook hij ook lekker.’ De beschrijving van het kattengenoegen op de daken in Maart is uitstekend. De schrijfster heeft alle eer van dit ‘vervolg’. P.H.M. | |
De Gedachten van Pascal, door Dr. S. Eringa. vertaald en ingeleid, met een voorbericht van Dr. K. Dijk. Uitg. W.D. Meinema, Delft 1927.Het is een feest dit prachtige boek ter hand te nemen. De diepblauwe band met het ‘denkende riet’ als ornament op rug en plat, de heldere, open letters van den forschen bladspiegel dat alles vormt tezamen het passend gewaad voor Eringa's hechte Hollandsch. Het zijn de nadeelen van een goedkoope uitgave die men beseffen gaat als men de W.B. uitgave der Pensées met deze nieuwe vergelijkt. En ik zal van de vertaling van Mejuffrouw de Meyier niets kwaads zeggen, maar zeker is het, dat men Pascal niet begrijpen kan zoo men zich, in geestelijk opzicht mijlen van hem verwijderd bevindt. Maakte de Inleidster der W.B. uitgave u meer dan eens kriegel omdat haar inleiding geen inleiding was tot den schrijver wiens werk zij vertaalde, Dr. Eringa's inleiding kan men met 'n gerust geweten een studie noemen. En een welgefundeerde ook. | |
[pagina 398]
| |
In vier en veertig pagina's schetst de vertaler het leven en de ontwikkeling van den Franschen ‘eenzame’ en daarbij heeft hij, wat vóór hem nog niet gedaan was naar wij meenen, steeds de figuur van Calvijn in 't oog gehouden zoodat hij telkens deze beide reuzengestalten tegelijk belichten kan. Die het ‘Voorwoord’ van Dr. K. Dijk uit heeft (hij glimlache niet om de superieure zelfvoldoening van den dominé) krijgt wellicht de angst dat Dr. Eringa in zijn inleiding de toon van den Haagschen predikant zal overnemen, wanneer hij begint met ‘Calvijn - Pascal’ om u op ijzige wijze te gaan bewijzen wat zijn voorganger reeds bewéérd heeft, n.l. dat wij (bedoeld worden echter de Gereformeerden) toch eigenlijk wel betere kost hebben dan Pascal's Pensées en dat we ze niet bepaald zoo heel hard noodig hadden.... Dat gevoel van angst is ongegrond. Is de schrijver van het ‘Voorwoord’ slechts in staat om te constateeren dat in de Gedachten ‘meer dan eens belijnder(!!) taal en vaster overtuiging’ ontbreken, Dr. Eringa's oog is open, voor andere dingen. Uitvoerig verhaalt hij hoe de strijd van Jansenius met Pascal's leven samenhangt, en op heldere wijze zet hij uiteen, hoe dicht Pascal bij Calvijn komt te staan in de beschouwing van het wilsprobleem. Geen enkele wetenswaardige bizonderheid spaart hij daarbij zijn lezers. Zonder evenwel hen te laten verdrinken in een vloed van feitelijkheidjes. Op deze waardige inwijding volgt de tekst der Pensées. Zooals reeds werd opgemerkt is de vertaling een zeer goed stuk werk. Ze getuigt van een rustige kracht en een vermogen om diep in te dringen in de materie die slechts de vrucht kan zijn van een nauwgezette en toegewijde studie gedurende zeer langen tijd. P.H.M. | |
Dagboek van een Moeder, door E. Formiggini - Santamaria. Uitg. Mij ‘De Spieghel’ Amsterdam 1927.De Italiaansche schrijfster is een in haar land zeer bekende specialiteit op paedagogisch gebied. En daarbij een felle tegenstandster van Maria Montessori, op wier werk zij in dit boek een critiek levert. Het is daarmede natuurlijk iets dat buiten onze competentie valt. In soms vrij uitvoerige notities verhaalt een (pleeg)moeder de ervaringen, opgedaan gedurende de opvoeding van haar kind. De notities loopen van het derde tot het negende levensjaar der kleine. Het lijkt ons voor belangstellenden een alleszins interessant boek toe. Het naslaan van bepaalde bizonderheden wordt vergemakkelijkt door een systematische inhoudsopgave achterin. Het werk is smaakvol uitgegeven en, voor zoover we oordeelen kunnen, vlot vertaald. P.H.M. | |
Het Nederlandsche Boek 1927. Nederlandsche Uitgevers Bond Amsterdam.De uitgaaf van den officieelen catalogus, Het Nederlandsche Boek, werd ook dit jaar verzorgd door een Commissie uit leden van den Nederlandschen Uitgeversbond bestaande uit de heeren G.F. Callenbach Sr., I. Noothoven van Goor, H.C.A. van Kampen, Jan Tadema en Joh. C. Brusse als Secretaris. Iets wat dit werk in 1927 interessant maakt boven vorige jaren is een zeer uitvoerig en met foto's verduidelijkte beschrijving van het ontstaan van ‘Het Nederlandsche Boek.’ Verder neem ik hier over, omdat het voor onze lezers veel beteekenis kan hebben, de oproep aan Literatuur-liefhebbers. ‘De “Gemengde Commissie” uit de Vereeniging van Letterkundigen en den Nederlandschen Uitgeversbond heeft het voornemen opgevat, een adreslijst samen te stellen van hen, die belangstellen in Nederlandsche literaire boeken. Zij hoopt aldus een weg te vinden om de makers van het boek - schrijvers en uitgevers - nader te brengen tot de lezers. Om het gestelde doel te bereiken is het noodig, dat zij, die zich tot de bedoelde categorie rekenen, zich bekend maken. Stuur daarom Uw adres aan het Bureau van den Nederl. Uitg. Bond, Heerengracht 124 A'dam. Een kaartje met de bijvoeging “Belangstellende in literatuur” is voldoende.’ v. D. |
|