Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 375] [p. 375] Droomer door Martin Leopold. Ik was in bloei van Mei een vreemde jongen, die droomen droomde en ze niet verstond; die elken nacht, wanneer de sterren zongen, in blauwe verten nieuwe droomen vond. Want elken dag verging een droom, in klanken van menschen, vreemd aan mij en mijn bestaan; ik was voor hen een bloei van wilde ranken, wier handen bevend door de luchten slaan. De diepten van mijn droomen waren meren, waarin de esmeralden glans van God het lied zong van mijn zwellend zielsontberen, een roode bloesem, waaiend naar mijn lot - Ik was in bloei van Mei een vreemde jongen, die van zijn droomen énkel dit verstond: het leven is een diepe droom, doorzongen van God, Die droom en leven samenbond. Vorige Volgende