Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] Twee kinderliedjes door P.A. de Rover I. Zeg, zie je de lente..? D'r zaten twee vogeltjes hoog op 'n tak, die keken maar al naar het Zuien, ze zaten geen oogenblik op d'r gemak al kon 't ze niet schelen van buien; Van kwieter-de-kwetter, van kwetter-de-kwiet; zeg, zie je de Lente nog niet? Ze keken mekaar van terzijen eens aan en knipperden beî met hun oogjes, het vogeltje-rechts moest eens even gaan staan, het vogeltje-links floot maar droogjes: Van kwieter-de-kwetter, van kwetter-de-kwiet zeg, zie je de Lente nog niet? De zon zag 't verlangende spannetje aan en heeft toch zoo'n meêlij gekregen, dat z' iederen dag toen wat hooger kwam staan en.... weg bleven hagel en regen.... Van kwieter-de-kwetter, van kwetter-de-kwiet zeg, zie je de Lente?! Kwiet-wiet! [pagina 190] [p. 190] II. De gieter Er ging een gieter door de gang, van buikie dik, van neus wat lang; toen zei de kleine Pieter: ‘Wat doe je, groene gieter?’ De gieter zei: ‘Wel, kleine man, ik spuit waar ik maar spuiten kan, het liefst op bloeme-kopjes, dan zijn ze in d'r nopjes.’ De bloempjes hoorden al z'n stem en lachten blijde tegen hem, en zeiden: ‘Geef een rondje?’ en openden hun mondje.... Hij spoot ze uit z'n gaatjesneus doornat, zoodat ze dropen, heusch! toen schitterden hun kopjes met fijne pareldropjes.... Weer ging de gieter door de gang, van buikie dik, van neus wat lang; toen zei de kleine Pieter: ‘Dag, goede, groene gieter!’ Vorige Volgende