| |
| |
| |
De streber
door O. Ruysch.
III (Slot).
Vóór hij zich uitkleedde, bleef Willem nog even op z'n kamertje zitten na-peinzen. 't Was 'n reuze-avond geworden en George vond ie 'n fijne knul, niks grootsch ondanks z'n toch wel enorme ontwikkeling.... En dan de kranige manier, alsof het van-zelf sprak, waarop ie 't café - heusch geen boerenherberg, maar 'n groot ding, waar alleen hééren zaten! - binnentrad en met den kellner omging,.... hij kon daar niet aan tippen, al had ie zooveel mogelijk George's houding nagebootst.... Op zulke momenten voelde je toch heel duidelijk, dat ze in Veenzand je weinig klaarmaakten voor de maatschappij, ze meenden er zeker, dat in de wereld alleen kerken werden bezocht.... 'n Flauwe boel eigenlijk,.... ze waarschuwden de jongens altijd tegen café's en dergelijke,.... en je zag er niks als nette menschen. Idioot, dat hij die half-zachte praat indertijd voor zoete koek had opgegeten, wérkelijk gemeend had, dat je vroom moest wezen, om iets degelijks te worden,.... George werd dokter en spotte met alles....
Glimlachend om eigen onnoozelheid begon Willem zich uit te kleeden. Voor hij in bed stapte, aarzelde hij even - zou hij z'n avondgebed nog doen? Maar dan, resoluut, kroop hij onder de dekens,.... och wat, 't was immers alles onzin, zei George, en hij wilde niet achterlijk wezen....
| |
IX.
'n Paar dagen later, 's avonds na 't eten - tante was naar 'n vergadering Willem zat in 'n makkelijke stoel tegenover oom een der hem tot verdere ontwikkeling gegeven boekjes ‘Tegenstrijdige teksten in den bijbel’ te bestudeeren, vroeg de heer Bastiaans plots, z'n krant neerleggend:
‘Nou moet je me toch 'es even vertellen, Willem,.... al 'n paar keer is me opgevallen, dat je niet meer bidt - waarom laat je dat?’
‘Och’,.... zei Willem, wat aarzelend, ‘niemand doet het hier, hè?’
‘Maar dat behoeft voor jou geen reden te wezen om er nu óók mee uit te
| |
| |
scheiden. Kijk 'es, ik steek volstrekt met onder stoelen of banken, dat wij ons met godsdienst niet bemoeien en ik laat natuurlijk ieder vrij - maar 'k zou toch niet graag de naam krijgen, dat ik jou tot 'n heiden hier had gemaakt. Mij kwets je er heusch niet mee als je bidt, je hoeft het dáárom dus niet te laten.’
‘Och nee’, zei Willem, ‘dat weet ik wel. Maar eigenlijk zie ik er zelf het nut niet meer van in.’
‘Hm ja,.... da's natuurlijk wat anders.... Hoewel,.... ik heb indertijd toch van je gehoord, dat je in Veenzand nog al druk mee deed aan allerlei godsdienstigheid. Bovendien is je moeder - en daar moeten we toch ook 'n beetje rekening mee houden - er erg op gesteld.... Hoe kom je zoo veranderd?’
‘Ik ben gaan dénken, oom’, zei Willem. ‘En bovendien heb ik hier gezien, dat jeeven goed 'n degelijk mensch kunt worden zónder godsdienst.’
De heer Bastiaans knikte goedkeurend.
‘Als het zoo met je staat, dan heb ik er vrede mee.... Je weet misschien, dat je vader en ik allebei vroom zijn opgevoed, maar toen ik tot de jaren des onderscheids kwam, heb ik m'n verstand leeren gebruiken. Je ziet, wat er van me geworden is.’
‘Ja oom’, zei Willem eerbiedig.
‘Ook m'n kinderen ben ik in dien weg voorgegaan - ik geloof, dat ik me niet voor ze behoef te schamen. En wat nu jou betreft, je weet, ik ben nooit bij je gekomen met vrome praatjes, maar heb altijd gezegd: wees nuchter en gebruik je verstand. Dán slaag je in 't leven - en wat wil 'n mensch méér?....’
Willem knikte.
‘Prachtig, we zijn 't eens, merk ik.... Ik zou zeggen: je kunt nu wel 'es 'n Zondagje naar je moeder gaan. Wat denk je van de volgende week?’
‘Ik vind 't goed’, zei Willem.
‘Uitstekend, da's dan afgesproken. Maar daarna moet je hard aan de studie beginnen, ik ken iemand die uitstekend en niet duur opleidt voor Duitsche handelscorrespondentie, 'k zal meteen 'n uur met hem afspreken....’
* * *
's Zaterdagsmiddags na 't broodeten vertrok Willem naar den Haag. Eigenlijk had hij alleen den Zondag willen gaan, maar tante Anna vond zoo kort niet de moeite waard en haar oordeel woog zwaar in het huis van den heer Bastiaans. 't Lachte 'er toe, weer 'es echt met z'n viertjes onder mekaar te zijn,.... och, niet dat Willem's aanwezigheid 'er hinderde - integendeel,.... hoewel ze erg tegen z'n komst had opgezien, 't was 'er heusch meegevallen, ze kon met hem doen, wat ze wou,.... maar toch, ze voelde hem nog niet als eigen.... Toen indertijd 'er man het plan opperde z'n neef in huis te nemen, wilde ze geen roet in 't eten gooien,.... gunst, ze maakte zich zelf nog al druk met maatschappelijk werk, en
| |
| |
had het toezicht over 'n paar voogdij-kinderen - d'r kwam heel wat voor kijken: veel vergaderingen, geregelde inspectie van de gezinnen en heur eigen huishouden liet ze liefst niet aan de meid ovr; hoe geschikt deze overigens was, 't kind had leiding noodig, er zat zoo weinig plichtsbesef in en onpráctisch,.... ongelooflijk gewoonweg.... Enfin, het was de kwaal van den tegenwoordigen tijd,.... op de vergadering redeneerden ze er véél over, want telkens ervoer je door je werk weer pijnlijk dat de meisjes van tegenwoordig wel allerlei réchten wenschten, doch 't doen van hun taak achten ze bijzaak.... Daarom begreep ze heel goed, dat Willem's komst voor 'n niet gering deel haar werk verzwaren zou, zoo'n jongen eischte vrouwelijke zorg en vrouwelijke tact - feitelijk had hij dat voortdurend gemist. 'n Man begreep dat zoo niet, die dacht, dat het met 'n kamertje boven en mee-eten aan tafel al klaar was - zij had onmiddellijk gemerkt, dat er nog veel beschaafd moest worden, voor Willem presentabel werd.... Gelukkig bleek hij gewillig en bescheiden, hij vloog op 'er wenken, deed trouw vergeten boodschapen en met eten was hij héél makkelijk, hij verorberde smakelijk eventueele kliekjes van den vorigen dag.... Nu ja,.... hij betaalde ook 'n schijntje kostgeld en mocht dankbaar wezen als kind in huis opgenomen te zijn....
Nee, achteraf had ze er geen spijt van.... Maatschappelijk deed ze 'n goed werk - geheel in de lijn van 'er leven trouwens - en bovendien bezat ze thans 'n extrahulp, waarover ze naar goedvinden beschikken kon....
* * *
Willem voelde zich opgelucht toen hij 's Zondagsavonds weer door Rotterdam's straten liep. Nee,.... bij moeder zou hij zich toch onmogelijk meer thuis kunnen voelen, hoe zeer het mensch zich tijdens z'n verblijf ook had uitgesloofd.... Dat kleine huisje in de achter-af buurt - heel anders dan bij oom - die vroomheid, welke hem zoo heel sterk aan Veenzand herinnerde - en werkelijk hij zeilde zoowaar weer als vroeger mee in het schuitje, hij was nota bene van morgen naar de kerk geweest,.... nou ja, je wou voor een zoo'n dag geen ruzie - dat saaie zitten koekeloeren tegenover mekaar,.... lieve hemel, den eersten avond den besten wist ie om negen uur al niet meer wat ie zeggen moest, je raakte finaal uitgepraat... Stel je voor, dat ie in zóó'n omgeving zijn leven zou moeten slijten,.... 'n klein loontje natuurlijk, geen gelegenheid tot verdere ontwikkeling, want moeder kon hem niet voor 'n krats den kost geven of armoe werd troef.... Gelukkig scheen ze 't toch zelf ook wel te hebben ingezien, ten minste,.... ze klaagde niet over hem zooals vroeger in 'er brieven en deed net of ze erg ingenomen was met z'n goeje vooruitzichten....
Enfin, wat ze nu tenslotte er van dacht of niet dacht - een ding was zeker, hij zette z'n plan door. Morgen begon z'n bureau weer, in de loop van de week z'n cursus,.... fijn, hij zou wel zorgen, dat ie er kwam.
| |
| |
| |
X.
Met 'n glimlach van trots liep Willem terug naar z'n lessenaar - 's jonge, dit was nu de tweede maal in drie maanden, dat ie van meneer Berkhof 'n pluimpje kreeg voor z'n accurate werken. Bovendien had de man hem verhooging van salaris beloofd,.... nou 't kwam goed uit, hij moest 'n nieuw Zondagsch pak en andere schoenen hebben, dit keer nam ie van die lage, donker-bruine, ze stonden chic....
‘Was ie lief?’ vroeg z'n buurman, toen Willem weer plaats genomen had, ‘of kreeg je 'n uitje?’
‘Wel nee, hij beloofde me verhooging.’
‘Nou, jij staat in de geur.... Enfin, 't mag ook wel, je kunt nauwelijks voor dit loontje je penhouder vasthouden, laat staan dat j'er mee schrijft.... Of 't nóóit Zaterdagmiddag wordt,’ eindigde hij zuchtend.
Willem antwoordde niet. Zoo langzamerhand had ie z'n collega's wel door en van z'n oorspronkelijke eerbied voor ze, was reeds veel afgesleten. Er waren lui bij, voor wie hij in z'n hart de diepste minachting koesterde - al liet hij hiervan nimmer iets blijken - ze deden alles, behalve hard werken, ze brachten het natuurlijk nooit tot 'n behoorlijke positie.... Oom Gerrit waarschuwde hem voortdurend voor dergelijke menschen en hij sloeg de raadgevingen niet in den wind - je lachte om hun moppen, je luisterde naar hun verhalen en verder basta.... Hij studeerde 's avonds, hij had geen tijd - trouwens geen geld ook - om allerlei pleziertjes na te loopen, hoe leuk het ook zijn mocht.... Maar ja,.... zooiets zei je niet, je wilde liever geen droge pisang genoemd worden of wat nóg erger was: 'n bróeder,.... met welke qualificatie de christelijken bedoeld werden.... Dus deed ie of hij hevig belangstelde in de liefdesavonturen van z'n buurlui, spotte - aanvankelijk wat onbeholpen, later meer volkomen - mee over 't noodlottige van ‘vaste’ meisjes, deed net of hij na bureau-tijd menige scheeve schaats reed, en werkelijk, men zag hem spoedig voor vol aan.... Innerlijk had hij er lol van - ze moesten 'es weten, dat ie staag duitsch zat te vossen, slechts Zaterdagsavonds en Zondags vrij nam..... En dan nog, hoe bescheiden waren zijn genoegens: 'n enkele keer bioscoop, 'n glas bier met George, die veel te graag boomde om aan iets anders te denken en ja, heel zelden, 'n vluchtig avontuurtje met 'n goedkoop meisje van de straat.... Later, wanneer hij méér geld verdiende, niet elk dubbeltje behoefde om te keeren, dan zou hij heusch wel zorgen z'n portie volledig te genieten nu moest ie kalm-aan doen en zich tevreden stellen met kleine beetjes.... Maar vást zou hij z'n doel bereiken en dan uitlachen al die Lebemänner, welke met blinkende scheidingen en schuine grappen dachten promotie te maken, liever bleef hij rustig nog 'n
poosje in de schaduw,.... zijn gelegenheid kwam wel.... Zeker, 't was anders geloopen, dan ie zich vroeger in z'n onnoozelheid had voorgesteld, met iets van minachting dacht ie terug aan den Veenzandschen tijd met zijn duffe idealen van braafheid en vroomheid - nu wist hij hoe je in 't leven slagen en van
| |
| |
't leven genieten moest, en hij verheugde zich grootelijks in 't geen hem nog wachtte....
* * *
Hij slaagde voor z'n duitsch, wat hem opnieuw verhooging van tractement bracht. Op z'n bureau gold hij nu voor 'n kei, die, ondanks z'n jeugd, veel ouderen voorbij en toen hij op 'n Zaterdagmiddag een van z'n oude jeugdleiders, van Straelen ontdekte, liep hij hem niet voorbij - zooals hij 'n paar maal vroeger gedaan had - doch sprak hem aan.
De ander vermoedde in het wat fatterig gekleede, zwak geurende heertje op 't eerste moment geen gewezen leerling, eerst toen Willem, eenigszins verwijtend, ‘maar kent U Bastiaans niet meer?’ uitriep, drong tot van Straelen door, wien hij voor zich had.
‘Goeje help, kerel, ben jij het? Neem me niet kwalijk,.... maar je bent ook zóó veranderd.... Natuurlijk, ik wist wel, dat je in Rotterdam was, dus eigenlijk is 't dom van me, maar ja, ik heb je nooit meer ontmoet, hoewel ik hier vaak genoeg kom.’
Willem glimlachte vergevend en maakte 'n gebaar van ‘doe geen moeite, 'k begrijp het wel....’ Hij had van Straelen dikwijls genoeg gezien, doch getrouw aan de afspraak met oom Gerrit, alle Veenzandsche relatie verbroken, nu echter was de verzoeking te groot geworden om zich 'es te laten bewonderen. 't Kon trouwens geen kwaad meer....
‘En, hoe gaat het?’
‘Bést’, zei Willem.
‘Zoo, dat doet me plezier.... Heb je soms lust me 'n eind weg te brengen? Ik moet naar 't Maasstation.’
‘Da's goed ja.... 'k Wandel tóch.’
‘En vertel dan 'es, wat je tegenwoordig uitvoert. Naar je uiterlijk te oordeelen, ben je bezig 'n gentleman te worden.’
Willem ontging de lichte spot in van Straelen's woorden. Zelfbewust stapte hij mee en begon z'n verhaal van succes,.... och, wat zouen ze straks in Veenzand opkijken en welk 'n genoegdoening dit alles te kunnen zeggen aan een, die eigenlijk nooit veel vertrouwen in hem gesteld had.... En al pratende begon hij zich zelf hoe langer hoe flinker te vinden, beslist iemand op wien het gesticht trotsch mocht wezen en nadrukkelijk onderstreepte hij nog 'es, hoe hard hij wel werkte en hoe tevreden z'n chef was.
Vreemd,.... de ander scheen toch niet zoo bijster enthousiast geworden, vond Willem, toen hij z'n mededeelingen had beëindigd, er kwam 'n wat pijnlijke gesprekspauze, in plaats van de bewonderende toejuiching, welke hij meende verdiend te hebben. Verbaasd keek Willem 'es op zij,.. wat scheelde den vent naast hem?
| |
| |
‘Nou, ik feliciteer je’, begon van Straelen eindelijk, zich dwingend tot vriendelijkheid.... Eigenlijk had hij zich voortdurend loopen ergeren aan het hinderlijkeigengerechtige van den pedanten kwast, die vermoedelijk meende dat hij 't 'n geweldige eer zou vinden mee te mogen wandelen en 'es iets van 's mans arbeidzaam leven te hooren. Kom, hij moest verstandig wezen en niets van z'n kriebeligheid laten merken,.... maar wat goedige grapjes maken....
‘Je bent zeker al lang geëngageerd ook?’ vroeg hij....
Willem glimlachte spottend.... ‘Nee, dank U, 'k heb geen tijd voor meisjes. Láter, als ik 'n paar duizend gulden verdien, zal 'k er 'es over gaan denken,.... nü hou 'k m' er niet langer mee op als één avond. Da's nog wel 'es 'n keer te betalen.’
‘Zoo’, zei van Straelen, plots z'n goede voornemens vergetend. ‘Je begrijpt misschien, dat ik dergelijke dingen minder goed waardeeren kan?’
‘Nou ja,.... in Veenzand.... Hier zijn we in Rotterdam. Je wil wel 'es 'n keer wat plezier hebben!’
‘'t Is maar de vraag, wat je onder plezier verstaat.... Je komt zeker nooit op 'n concert of 'n lezing, wel? En van de kerk zal ik maar heelemaal zwijgen.’
‘Dáár bemoei ik me niet meer mee’, antwoordde Willem met souvereine minachting, ‘heusch, sinds ik uit Veenzand weg ben, heb ik leeren nadenken.’
‘Toén pas? Nu, dan werd het ook hoog tijd’, zei van Straelen zijns ondanks in 'n lach schietend. ‘Enfin kerel, we zijn aan 't Maasstation, ik dank je voor je geleide. 't Beste verder.’
Ietwat verbluft drukte Willem de hem toegestoken hand.
* * *
'n Prachtnummer voor de statistiek der Veenzandsche geslaagden was deze Bastiaans geworden, dacht van Straelen toen de trein hem uit de stad wegvoerde.... De jongen verdiende haast 'n aparte alinea in 't jaarverslag: ‘een onzer pupillen bekleedt thans de betrekking van boekhouder aan de Bank te Rotterdam en voldoet daar uitstekend’.... En hij was meteen 'n mooie reclame voor 't onderwijs in Veenzand - men bracht er knapen, die wilden, toch maar 'n heel eind!....
Jammer slechts, dat christenen iets dieper moesten kijken dan alleen naar uiterlijk succes,.... dat er die pijnlijke vraag bleef: wat baat het 'n mensch zoo hij de heele wereld gewint en schade lijdt aan z'n ziel? Op déze toets gekeurd werd Willem's slagen 'n mislukking,.... en zuchtend bedacht van Straelen hoeveel uitgestrooid zaad tusschen de doornen verstikte....
|
|