Opwaartsche Wegen. Jaargang 5(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Herodes door G. Kamphuis De zoete wijn der wellust dronk zijn mond Ten diepste uit; zijn hart verteerde in nachten, Verlicht door vrouwenoogen, die 't verbond Van 's konings dreigende angst en smart weglachten. Maar als het stil geworden is en schaal en Leege beker bleek morgenlicht omzweeft Komt tusschen schemergrauwe zuilen dwalen Des Doopers schuldloos hoofd, waar bloed aan kleeft. Dit kon zijn klein en wankel hart niet dragen, Dat eenzaam brandde, maar hem niet verliet, En 't leven teerde snel naar late dagen Totdat hij kwam aan oeverloos gebied. Toen in een late, sterrenlooze nacht Heeft zijn versomberd hart hem omgebracht. Vorige Volgende