Opwaartsche Wegen. Jaargang 5
(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Skandinaviese letterkundeGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 144]
| |
Mikael van Herman Bang, ook uit deze school, besprak ik in de vorige jaargang. Het verzet tegen deze richting ging in Denemarken uit van Karl Gjellerup, die in 1917 met Pontoppidan de Nobelprijs voor letterkunde deelde. Van de Noorse gelijktijdige literatuur komen naar voren de satiricus Alexander Kielland, Amalie Skram, schrijfster van pathologies-pessimisties werk, Gunnar Heiberg, dramaschrijver vol hekelende spot, en ten slotte Arne Garborg, die aan het landsmaal de overwinning heeft bezorgd. In Zweden staat boven alle anderen uit Aug. Strindberg. Na het naturalisme behandelt Jensen Neoromantiek en Symbolisme. Nu wordt het moeiliker met enkele namen, het karakter van de tijd aan te geven. De lyriek neemt veel groter plaats in dan in het voorafgaande tijdperk. Het gevoel wint het van de redenering. Ook godsdienstig gevoel ontbreekt niet meer. Johannes Jörgensen, die van Vrijdenker Katholiek werd, is misschien hiervan het meest sprekende voorbeeld. Nog meer nadruk haast legt Jensen op Helge Rode. In Noorwegen is het Knut Hamsun, die de nieuwe tijd vertegenwoordigt en zich tegenover Ibsen plaatst. En niet minder de pas in de laatste tijd volledig gewaardeerde en buiten zijn land bekend geworden Hans E. Kinck, wiens overlijden kort geleden met een algemene erkenning van zijn grote betekenis samenviel. Uit Zweden is Selma Lagerlöf het meest bekend geworden. Topsöë Jensen noemt nog verschillende anderen. Na 1900 is in Denemarken de belangrijkste dichter Johannes V. Jensen; in deze tijd leeft ook de profeet van het Socialisme Martin Andersen Nexö en de zo geheel anders geörienteerde Otto Rung. In Noorwegen werkt de populaire Johan Bojer, verder Olav Duun en Sigrid Undset. Bij de Eindopmerkingen vestigt de schrijver even de aandacht op de expressionisten, op Anker Larsen en vele anderen. Hoe verder we in de geschiedenis het heden naderen, hoe minder we van ‘Skandinaviese’ letterkunde kunnen spreken. Noorwegen, Zweden, Denemarken gaan ieder hun eigen weg. Ook wordt het beeld in elk land afzonderlik in de laatste tijd steeds meer gekompliseerd. De schrijvers zijn niet langer om een of twee grote persoonlikheden te groeperen. De literatuur is ook niet zo sterk meer het veld van een ideeënstrijd. Het werkje bevat achterin een beknopte literatuuropgave over enkele van de belangrijkste der genoemde personen. Aan de voet der bladzijden worden verschillende tietels vertaald. Als ik het goed begrepen heb, is dat alleen gebeurd bij werken, die we in een Hollandse vertaling bezitten. Dan is echter de lijst nog niet geheel volledig. Ook houdt de stroom vertalingen nog steeds aan. Over het algemeen wordt met veel zorg vertaald en valt de aandacht wel op belangrijke werken. Gelijk met het aardige hierboven | |
[pagina 145]
| |
besproken handboekje, dat door Dr. Annie Posthumus overgezet werd, kondig ik hier enkele, niet onbelangrijke vertalingen aan. In de eerste plaats van Hans E. Kinck de roman De predikant en de novelle Chrysanthemum, beide vertaald en ingeleid door Prof. Dr. Jan de Vries, die ook enkele opstellen over Kinck heeft gepubliceerd. Hans Kinck is een van die schrijvers, zoals Noorwegen er verschillende heeft gekend, die vol liefde voor hun volk, heel scherp de gebreken van dat volk zien en het onmeedogend de waarheid kunnen zeggen. Het is vooral het Noorse boerenvolk, dat in slaafse nederigheid voor de stedeling, de ambtenaar, de predikant kruipt, maar ondertussen op zijn ondergang zint, dat in een grijns het beste en 't edelste beduimelt, belastert, doodt, waartegen hij zijn spot richt door ze uit hun geniepige achterbaksheid in het volle licht te plaatsen. Halvor Bratthus uit De Predikant is een dergelik boerentype; het oude vrouwtje uit Chrysanthemum is ook verpersoonliking van de kwaadsprekende plattelandsbevolking. Ook ‘de predikant’, die niet het minste begrip had van die sluwe onnozelheid der boeren, wordt mee omlaaggetrokken. En al weet hij aan de greep van Halvor te ontkomen, het is ten koste van de kwalifikatie van eigen leven als een leugen; uit zijn fantasieën wordt hij gestoten: geen nimf, maar een koe is Bol; en als Anna en Nils elkaar opnieuw menen gevonden te hebben, heeft Emma, hun kind, door de pijn om de strijd der kleine dingen tussen vader en moeder, zich van hen losgemaakt. In Chrysanthemum, een buitengewoon goede novelle, vertelt Kinck al evenmin een opgewekte geschiedenis. Het leven is een hard ding. De werkelikheid is dikwels wreed. Haast cynies is Chrysanthemum als het niet werd verzacht door de weemoed. Kinck's stijl is sarkasme met ingehouden tranen. De liefde trilt nog na, als het lied van de haat is verstild. Iets blijmoediger, maar toch ook met een scherp oog voor gebreken; kritiek die meer tot humor wordt verzacht vinden we in Vogels om den vuurtoren van J. Paludan. Het is niet zo geniaal knap als het werk van Kinck, maar is toch niet zonder betekenis. Het zijn de kleine mensen van een klein stadje aan de kust van Jutland, die hierin aan de kaak worden gesteld. Kinck eist meer van zijn lezers, is ook dieper, maar toch is Vogels om den vuurtoren een levend boek, vol scherpe waarneming. Pelle, de Veroveraar van Martin Andersen Nexö, noemde ik in mijn bespreking van Ditte in de vorige jaargang reeds het epos van het socialisme. Pelle, hoewel bij ons na Ditte vertaald, is ouder. Het geeft in de geschiedenis van de hoofdpersoon de geschiedenis van het socialisme. Evenals in Ditte is ook hier de beschrijving van de jeugdjaren het beste gedeelte. Later verdringt het vooropgezette doel wel eens de kunstenaar. Zo is b.v. het verdwijnen van Pelle in de gevangenis wat al te opzettelik en de | |
[pagina 146]
| |
geschiedenis der koöperatie te veel teorie. Maar toch blijft dit grote werk van vier respektabele delen tot het laatst boeien. Groter geschiedschrijver had het socialisme nog niet. Het pad van Gabriël Scott is in tegenstelling met al het vorige een roman van de stilte, 't is een verheerliking van het herdersleven, een terugkeer tot de natuur, maar niet als een onnatuurlike idylle, maar een werk van weemoedige ernst. Uitbesteed van Einar Hjörleifsson Kvaran is uit het IJslands vertaald. De modern-IJslandse literatuur wordt in het boekje van Topsöe Jensen niet behandeld; een interessant overzicht stond echter in de vorige jaargang van De Witte Mier van de hand van de IJslandse professor Sigurdur Nordal. Uitbesteed is vooral in zijn eerste helft (het bestaat uit twee scherp gescheiden gedeelten) een met veel meegevoel verteld verhaal over een ‘bestedeling’, een van die arme stakkerige weeskinderen die zoals dat bij ons op het platteland vroeger gebeurde en misschien op sommige plaatsen nog gebeurt. worden in de kost gedaan bij wie ze zo goedkoop mogelik wil aanvaarden. Het is een stevig geschreven verhaal, dat in zijn tweede gedeelte echter te veel het anekdotiese nadert. Deze rij vertalingen overziende kunnen we niet anders dan dankbaar zijn, dat zoveel werkelik goed werk door deze vertalingen onder het bereik van ons volk is gebracht. Voor onze gewone mensen, die met niet te veel inspanning een boeiend, goed geschreven boek willen lezen, zijn Het pad en Vogels om den vuurtoren het meest geschikt, hoewel Pelle en de boeken van Kinck belangrijker zijn. |
|