Opwaartsche Wegen. Jaargang 5
(1927-1928)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Philippe Desportes, LX pseaumes de David.Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 73]
| |
Twee dingen geven aan La Connaissance haar distinctie. In de eerste plaats, natuurlik, de drang naar het schone, maar niet minder een ontroerend goed vertrouwen in de liefde der bibliophielen. Toen ze haar vorstelike uitgave ondernam van Mirbeau's Le jardin des supplices met haar rijkdom van etsen, die door de artist Gio Colucci zelf met de hand ‘au pochoir’ werden gekleurd, vreesden de vrienden der firma dat deze onderneming een echec zou worden. Maar, in plaats van een ‘strop’, is het een volkomen succes geweest. Het, uiteraard, beperkte aantal exemplaren der editie, was direct uitverkocht; en nu kan men deze kunstuitgave alleen nog maar als antikwariaat bemachtigen tegen fabelachtige prijs.
* * *
Ook de uitgave van Desportes' Psalmen is een daad van moed, een daad van vertrouwen in de goede smaak van het publiek - natuurlik een elite uit het grote publiek. Zeker, het kleinerende vonnis dat Malherbe velde over dit late werk van abbé Desportes - ‘ik houd meer van mijn soep’ - heeft sinds lang revisie ondergaan voor de rechtbank van de geschiedenis der letterkunde, maar populair zijn de Psalmen van Desportes nooit geweest, en populair zullen ze nooit worden. Ten aanzien daarvan moeten ze het afleggen tegen die van Marot. En nu komt voor de moderne lezer ook nog het bezwaar van de grillige, verwarrende en verduisterende orthographic der zestiende eeuw, die zonder enige concessie aan de traagheid of de onkunde van de lezer door de uitgevers is overgenomen. De Liefde en de eerbied die men voor mooie verzen hebben kan, zijn in deze uitgave tot uiting gekomen; de sterke begeerte om een mooi en voornaam boek te maken is ten volle verwerkelikt: Het degelike oud-hollandse papier is in grote vlakken en brede stroken aangewend om de lezer de innerlike rust en de placiditeit te geven zonder welke de ontroering of de gedachtenvorming die de text beoogt, niet kunnen plaats grijpen. De voor uw oog zo aangename Mediaevaal Erasmus letter is in drie kleuren aanwezig: zwart voor de text, rood voor de opschriften en blauw voor de varianten op de kantlijn; hij brengt ons in de sfeer der zestiende eeuw zonder enig offer te vragen aan de duidelikheid. De blauw gekleurde lettrines zijn speciaal gesneden door S.H. de Roos. Raphaël Dronart maakte van het portret en het wapen van Desportes een mooie forse houtsnee, en tekende als titel-vignet een in begeestering gebogen David wiens beide handen grijpen in de snaren van zijn dierbare harp. Nu rijst de volkomen gewettigde vraag, of zóveel zorg besteed is aan een waardig objekt. Desportes, een der laatsten uit de school van Ronsard, en op zijn beurt weer een school stichtend, belast met de fouten en gebreken die ‘school’ vorming - immers de decadentie van een genre - geeft; ‘Desportes le mignard’, de liefdoenerige, de gekunstelde, zoals hij in zijn tijd genoemd werd; Desportes, de wereldse abbé die niets deed dan de zonden van zijn koninklike penitenten in het | |
[pagina 74]
| |
gevlei te komen, Desportes, aan wiens adres Agrippa D'aubigné dit verachtelike woord neerschreef: Des ordures des grands un poëte se rend sale
Quand ik peint en César un vil Sardanapale.
Desportes, het zondagskind der fortuin, die een jaarliks inkomen had van dertig duizend ponden en de gunst genoot van alle vorsten. Hoe kon deze man ook maar enigszins benaderen de gemoedsgesteldheid waaronder David verkeerde bij het dichten van de meeste zijner psalmen? Het lijkt onbegrijpelik; maar men staat voor het feit dat vele berijmingen van Desportes pure en diep-gevoelde stukken poëzie zijn, sierlik van woordkeus en rythme, zódat ze, ook wat het uitwendige betreft, zeker de vergelijking kunnen doorstaan met de mignardises die hem zijn roem hebben gegeven. Men zegt dat een zware ziekte, die hem tot aan de dorpel des doods bracht in het jaar 1592, voor de luchthartige abbé de aanleiding was om de psalmberijming ter hand te nemen. Hoe het zij, de psalmen van Desportes behoren tot de schoonste berijmingen die er van Davids liederen bestaan. Zeker, Desportes is een kind van zijn tijd en sommige van zijn uitdrukkingen zijn lichtelik precieus. Zo is het gebed van Mozes (Ps. 89 duidt hij het aan, overeenkomstig de Septuagint): Car à la fin, Seigneur, sept dizaines d'années,
Rendent des jours humains les bornes terminées.
................................................
Quelques plus vigoureux, et qui mieux se maintiennent,
Jusqu'à quatre vingts ans aucunes fois parviennent.
Maar tegenover deze enkele gewrongen wendingen staan ganse strofen die melodieus zijn als muziek: C'est le Dieu nostre Dieu: Son pouvoir est si fort
Qu'il donne le salut aux portes de la mort:
Les chemins du trépas sont tous en sa puissance.
- Ps. 67 (68) -
Het binnenrijm: portes - mort doet hier verbazend goed. De laatste regel zou Racine of Lamartine geen oneer aangedaan hebben. Si j'attache à mon dos le plumage divers
De l'aube si légère, et reeèle ma fuite
Jusqu'aux bouts plus perdus des plus lointaines mers,
Ta main par tout m'attrape ardente à ma poursuite,
Et ton bras ne me perd en l'obsur des déserts.
- Ps. 138 (139) -.
Ook hier treft de laatste regel met z'n prachtig binnenrijm: perd - déserts. Om de citaten te besluiten geef ik nog de laatste strofe van dezelfde psalm: | |
[pagina 75]
| |
Eprouve moy, Seigneur, sonde moy bien avant,
Voy mon coeur, voy mes pas, reconnais mon adresse,
Si je suis des pécheurs les détours poursuivant,
Voy si l'iniquité de mon âme est maîtresse
Et me guide en ta voye ô Dieu toujours vivant.
De vergelijking met de andere psalmberijmer uit iets vroegere tijd, Clément Marot, dringt zich aan ons op. Dat Desportes' berijming het in de concurrentie der volgende tijden heeft moeten afleggen tegen die van Marot, ligt niet in de meerdere of mindere schoonheid ervan, maar eenvoudig in het feit dat Desportes voor roomsen heeft gedicht, Marot voor protestanten, en dat deze laatsten trouwer bewaarders van Gods woord zijn geweest dan de eersten. Bovendien had Marot een grote voorsprong hierin dat hij de zangwijzen dadelik bij de hand had. Dat zijn de zangwijzen die Dathenus in de Nederlanden heeft geïmporteerd en, enigszins verfrommeld en verknoeid wel is waar, tot op de huidige dag in Nederland, Zwitserland en Frankrijk in stand gebleven zijn. Het zou niet moeilik vallen een mooie strofe van Desportes te stellen naast een minder geslaagde van Marot, en alzo het pleit voor de eerste te winnen. Ook Marot heeft vaak de diepten der psalmen gepeild en gevoeld, ook Marot was vaardig genoeg met de pen om zijn gedachten en ontroeringen de gewenste vorm te geven in rythme en rijm. Maar hij behoort nog half tot de middeleeuwen, zijn taal is erg archïsties, zijn beeldspraak naïef, zijn verzen zijn vol van inversie: Sur la douce harpe
Pendue en écharpe
Le Seigneur louez;
De luths, d'épinettes,
Saintes chansonnettes
A son nom jouez.
- Ps. 33. -
Desportes is moderner, zijn prachtige volle verzen klinken als orgeltonen. Zij kondigen de periodes aan, waarmee Bossuet zijn gehoor zal verrukken, en die bewonderaars zullen vinden, zolang er frans gesproken wordt. |
|