Ook vóór '80 zou deze bundel hoogstens met een riendelik zinnetje ontvangen en spoedig vergeten zijn, als vele andere, die minder dan middelmatig waren. De uitgave van deze verzen is een dwaze vergissing geweest.
Op Uwen drempel is in alle geval heel ander werk. Het enige bezwaar tegen deze verzen is dat ze zo middelmatig zijn.
Van de eigenaardige rimram uit Scherven heb ik maar geen voorbeelden gegeven, daar haast elke regel ridikuul is; mijn oordeel over Duco Vorster eist enige toelichting.
Een van de eerste dingen, die ons treffen bij het lezen van Vorster's verzen, is de verstandelikheid Men krijgt het gevoel, dat de dichter vooraf een bepaalde gedachte met zich omdraagt en daar omheen nu langzamerhand een gedicht bouwt. Dit hoeft op zichzelf geen grief tegen een dichter te zijn; het bezwaar is, dat bij Duco Vorster zo'n gedicht niet groeit tot 'n organies geheel. Vele regels, soms hele koupletten hangen er maar zo'n beetje bij. Ik denk b.v. al dadelik in 't begin van de bundel aan Aanvaarding, Brem.
Ook is de taal soms wonderlik; een kleine bloemlezing moge dit illustreeren: Als ik maar stil mijn eigen ure omkleed ben met zoo'n diepe pracht (p. 12), toen heeft zich mijn binnenste hart gewend, en 'k heb weer het pad naar Uw hemel erkend (p. 13), Ontschoei uw schoenen van de voeten (p. 19), in wien het diepgewelde streven door levens lichtomglansde dreven nu is gezwicht (p. 22), enz.
Maar het voornaamste bezwaar is wel, dat na lezing van de hele bundel haast geen enkele egel in ons oor blijft hangen als men de lezing volbracht heeft, is men nog even ver als toen men begon. De verzen dwingen niet om gelezen te worden. Iets mats en looms, het ontbreken van iets wezenliks, maakt, dat men deze bundel makkelik naast zich neerlegt, om hem weer spoedig te vergeten.
v. H.