Opwaartsche Wegen. Jaargang 4
(1926-1927)– [tijdschrift] Opwaartsche Wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |
Felix TimmermansGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 475]
| |
Deze jacht naar populariteit, die eigen persoonlikheid verwringt, is natuurlik dodend voor echte kunst. Maar aan Timmermans kan hoogstens verweten worden, dat hij, nu hij door z'n kwaliteiten zijn roem verworven heeft, er zo echt Timmermansachtig, kinderlik-blij mee is. Er is een genoegelike zelfingenomenheid soms in zijn optreden voor het publiek, in zijn interviews, dat we misschien mogen zeggen, dat hij de gebreken krijgt van wie te veel verwend wordt. Maar zijn sukses is niet produkt van een bewuste of onbewuste mystifikatie. Als Timmermans een uitdrukking neerschrijft, waarvan hij vermoedt ‘dat ze 't doen zal’, dan vindt hij die, omdat ze bij hemzelf ‘het doet’. Als Timmermans minder aan zijn publiek dacht, zouden er in zijn werk nog meer dingen voorkomen, die ons op het eerste gezicht aandoen als effektbejag. Want zijn aard is nog veel overdadiger dan zijn kunst. Zijn kunst is - wat tenslotte kunst toch zijn moet - beheerste natuur. In zoverre populariteit voor velen een verwijt van onoprechtheid inhoudt: schrijven om winst en roem ten koste van eigen persoonlikheid, moet dit verwijt met klem voor Timmermans worden teruggewezen. Een andere vraag die bij het bespreken van populariteit aan de orde komt, is deze: is populaire kunst niet vanzelf ook burgerlik en is dat niet tegelijk een veroordeling? Er is veel kans bij waarderingsoordelen elkaar mis te verstaan. Een populair schrijver heeft natuurlik iets in de onderwerpen die hij aanroert en in de keuze van zijn woorden, dat hem kontakt geeft met een groot publiek, zijn kunst is onder het bereik van iedereen. Maar dat is nog niet de benepen burgerlikheid van het teekransje. Volkskunst is niet per se burgerlik, het populaire ook niet. Timmermans kan zelfs dikwels zo heerlik onburgerlik wezen. En misschien wordt dat tot in het teekransje toe nog het meest bewonderd. Moet Timmermans dan toch een Nobelprijs hebben? 'k Weet het niet, waarschijnlik niet, maar ik hoef hem niet uit te delen, gelukkig. Maar laten we wel dit bedenken, dat in 9 van de 10 gevallen Nobelprijswinnaars reeds vóór de uitreiking van de prijs, die internationale populariteit verzekert, een enigszins algemene bewondering genoten. Men kan nu eenmaal niet gemakkelik erkenning van algemene betekenis eisen voor wie zijn kracht gezocht heeft in zijn afgezonderdheid. Als ik aan de laatste winnaar van de Nobelprijs denk, en ik neem dan de twee toneelstukjes in de hand, die de aanleiding voor dit artiekeltje over Timmermans zijn, dan betekent het toneelwerk van Timmermans maar weinig. Maar het is onbillik Timmermans als toneelschrijver naast Shaw te plaatsen. Bovendien zijn het mensen van zo gans andere struktuur, dat ze niet te vergelijken zijn. Timmermans is geen toneelschrijver en hij schrijft ook niet voor het toneel. Alleen worden zijn boeken door hem en Veterman voor het toneel omgewerkt. Een voor het toneel bewerkte roman is een hybriedies wezen. Toevallig, mag men zeggen, is het bij En waar de ster bleef stille staan goed gelukt. | |
[pagina 476]
| |
Daar is zo veel echt ‘toneel’ in, als maar weinig vaderlandse, direkt voor het toneel geschreven stukken bezitten. Het toneeltje met de Onze leevevrouwtjes is misschien het minst speelbare, maar een moment als het verschijnen van de foorwagen zal men na een opvoering niet licht vergeten. Leontientje is veel meer roman gebleven. Er is geen aktie in en inplaats van een toneelstuk is het een rij taferelen in dialoog, die samen de geschiedenis van Leontientje vertellen. De nadruk van het toneelspel valt meer op Leontientje dan in de roman, waar de pastoor meer op de voorgrond treedt. Dat neemt niet weg, dat het stuk in ons land veel sukses heeft, en dat is niet alleen, omdat Annie van Ees in de rol van Leontientje jubileert. Naar waar de appelsienen groeien is een reisverhaal. We leven in een tijd van reisverhalen. De tijd van de 17de eeuwse reisjournalen herleeft. De markt is er van overvoerd. Maar onder al dat eigen en vertaalde neemt Timmermans' boek een heel eigen plaats in. Hierin komt pas goed uit, wat het geheim is van Timmermans' taal: zijn verrassende beeldspraak, als regel humoristies getint, soms verrassend door realiteit, dan weer door mystieke bedoeling. De voorbeelden liggen voor elk lezer voor het grijpen, want de twede eigenschap van Timmermans' taal is zijn overdadigheid. Iets wat ons ook interesseert bij een man als Timmermans is wat hij ziet op een reis naar Rome en wat hij niet ziet. Timmermans is naar het ‘Roomse’ Rome geweest. Maar in die beperktheid is het een weldaad te zien hoe hij zich daar aan vroomheid en schoonheid bedrinkt. |
|